Daan

woensdag 29 oktober 2014

Toiletbezoek

Sommige zullen mijn blog over mijn toiletfobie weleens gelezen hebben. Voor degene die dit niet hebben gelezen, kan ik je alleen maar tippen om dit, voor of na, het lezen van deze blog vooral eens te doen. 

Mijn kinderen houden niet zo'n rekening met mama's fobie. Sterker nog, zij hebben totaal geen last van schaamte. Zij roepen loeihard door de openbare toiletten dat ze hebben gepoept of dat het er stinkt. Meestal sta ik dan voor de deur te wachten en lach ik maar een beetje beschaamd onder het mom van 'tja, kinderen'. 

Laatst waren we een midweekje in Ponypark Slagharen op vakantie. We waren in het pretpark en de dames van ons gezin moesten nodig een plas. Ik ook. Gelukkig gaat het al steeds beter met mijn toiletbezoek in openbare toiletruimtes. Vooral als blijkt dat er zo'n twintig op een rij zijn. Dus vlug, vlug zochten we een vrij toilet op. Juul wilde naast persé naast mij, Pleun had de eerste de beste vrije toilet genomen. 

Juul begon een vrolijk kletspraatje over een attractie waar we in wilden gaan en ik luisterde met een half oor. Ik humde wat, probeerde zachtjes te antwoorden en ondertussen greep ik mis. Het wc-papier was op!!! Nondepie!! Normaal kijk ik daar altijd naar als ik een toilet kies, maar nu was de nood zo hoog, dat ik dat vergeten was. Gelukkig had ik alleen geplast, bedacht ik me. En er zou vast nog wel een papieren zakdoekje of servetje in mijn tas zitten. Oh nee, die tas hing nog over Daan zijn buggy. Stresssss!!

Psssttt. Juul... fluisterde ik. Geef mama eens een stukje wc-papier. Ik hoorde haar rol draaien. Die is op, mama. K*T, vloekte ik inwendig. En nu? Ondertussen liepen de toiletbezoekers af en aan. Pleun, riep ik nu. Geen reactie. Pleun, riep ik nog wat harder. Ja mama. Ben je al klaar? Ja, ik ben mijn handen aan het wassen. Ik stapte over mijn schaamte heen. Pleun, kun je even wat wc-papier voor mama halen? Waarom? Omdat mijn wc-papier op is. Stilte. Piepstemmend antwoordde ze, dat durf ik niet. Huh?? Hoezo? Dat durf ik niet te vragen, antwoordde ze. Oh, je hoeft het ook niet te vragen, maar even hier pakken. Waar dan? Dit toiletbezoek was echt met stip mijn nummer 1 van de meest uitgebreide toiletconversaties ooit. 

Nou Pleun, je gaat naar een wc die open is. Daar pak je even wat wc-papier en dat geef je even aan mama. Onder de deur door. Oja, pak ook een beetje voor Juul, want bij haar is het ook op.Veel duidelijker kan het toch niet zijn? Ik hoorde haar voetstapjes. Op zoek naar een leeg toilet. Mama, riep ze, ik heb wc-papier. Waar zit je? Nu moest ik ook nog met mijn hand onder de deur door hangen om het aan te pakken. Dit toiletbezoek was echt een dieptepunt van mijn openbare toiletervaringen. Daar zat ik dan. Mijn broek op mijn enkels, mijn hand onder de deur door en een kletsende Juul over de betreffende attractie. Hoeveel erger kon het worden?

Hier mama, Pleun gaf me het wc-papier aan. Twee velletjes!! Het is dat mijn broek al op mijn enkels hing, anders was hij nu echt afgezakt. Twee velletjes wc-papier kreeg ik. Pleun, fluisterde ik, want ze moest nog vlak voor de mijn wc-deur staan. Pleun, ik wil een beetje meer papier. Dat kan niet mama, antwoordde ze. Ik heb ook nog aan Juul gegeven. Pleun, siste ik, ga alsjeblieft nog wat meer papier voor me pakken. Stilte...het enige wat ik nog hoorde was de klapperende deur naar het restaurant. En weg was ze!

Kapper of arts?

Een ongeluk zit in een klein hoekje zegt men weleens, maar als je motorisch niet zo vaardig bent en niet beschikt over de nodige reflexen dan kan zo'n ongelukje toch zomaar wat erger uitpakken. Natuurlijk valt ieder kind weleens. Het zou niet goed zijn als je kind nog nooit een geschaafde knie of een tand door z'n lip heeft gehad. Natuurlijk kan het altijd erger. Ik noem maar even ziekenhuisopname, hechtingen, botbreuken, gips en nog veel meer dingen die je niet in combinatie met je kind moet bedenken. Maar goed, ondanks dat het nog erger kan, zijn we nog wel even rot geschrokken en heeft ons mannetje toch een behoorlijke smakkerd gemaakt.

Ik was op mijn werk en was een bewoonster aan het douchen toen mijn collega binnenliep. Nog voor ik de telefoon aan had gepakt, hoorde ik het enorm gekrijs van Daan al. 'Ik ben ziek' huilde hij, 'moet naar dokter'.  Ik probeerde hem te kalmeren, maar dat lukte niet. Bart legde vlug de situatie uit. Daan was tijdens het wandelen met de honden, gevallen met de step. Het stuurtje sloeg om, Daan hield het stuurtje vast en viel met een rotvaart op het asfalt. Hij heeft niet het reflex gehad om zich met zijn handen op te vangen, dus was hij vol op zijn gezicht gevallen. 

Daar stond mijn man dan. Vier kinderen inclusief attributen en twee honden midden in het park. Daan zat vol met bloed. Maar wat achteraf een bloedneus, afgeschaafd en wel en drie losstaande tanden door zijn lip was, zag er op dat moment erg akelig uit. Het bloed liep langs zijn mond naar beneden. De andere drie zijn opgevangen door de buren en Bart is met spoed met Daan naar de EHBO geraced. Onderweg belde hij mij en zo kwam het dus dat ik tijdens mijn werk ineens een totaal overstuur zijnde Daan aan de telefoon kreeg. 

Gelukkig mocht ik van mijn collega vlug naar het ziekenhuis toe. Ik wist niet wat ik kon verwachten, maar bereidde me voor op het ergste. Eenmaal in het ziekenhuis aangekomen, was de paniekaanval enigszins weg en kroop een verdrietig mannetje op mijn schoot. We moesten nog even wachten op de arts. Of in dit geval de co-assistent. We werden geroepen en mochten in de behandelkamer plaats nemen. Daar moesten we weer wachten tot de arts eindelijk kwam. Daan kreeg weer wat praatjes. En begon vragen te stellen. Wat is dat? Wanneer gaan we op vakantie? Nu? Wanneer is Sinterklaas? Waar is mijn pop en tijger? Kortom de normale vragen die we van hem gewend zijn.

De co-assistent kwam binnen. Een jong gastje nog die dacht wel even met Daan een gesprekje aan te knopen. Precies zoals hij het waarschijnlijk in zijn opleiding heeft geleerd, gaf hij eerst Daan en daarna ons een hand. Hij stelde zich voor en begon een gesprek met Daan. Daarbij negeerde hij ons, want hij zag natuurlijk alleen een kind van bijna negen jaar die heus wel zelf kon vertellen wat er was gebeurd. Ik weet niet of dit een zesde zintuig is van ons, maar misschien dat de meeste mensen qua uiterlijk niet meteen iets zien aan Daan. Op het moment dat hij zijn mond open doet, is toch echt wel duidelijk dat je hier niet met een 'normaal' kind van negen jaar van doen hebt.

Op onze reactie dat Daan een verstandelijke beperking had, knikte de co-assistent even bevestigend en paste zijn stemgeluid aan. Waar doet het pijn, vroeg hij aan Daan. Ik hield mijn adem in. Daan antwoordde dat zijn neus pijn deed en wees daarbij eerst richting zijn buik en toen uiteindelijk toch naar zijn neus. De arts dacht blijkbaar dat het wel meeviel met de verstandelijke beperking, want de volgende vraag was. Kwam er ook bloed uit je neus? Daan keek naar ons en humde uiteindelijk iets, wat de arts als een instemming oppakte. De volgende vraag was nog iets moeilijker. Uit welke neusgat kwam het bloed? 

Daan keek hem niet begrijpend aan. Toen keek hij naar ons en begon tenslotte over de vakantie. Toen was ik er klaar mee. Natuurlijk is het kind in dit geval de patiënt. Maar dit kind kan zelf moeilijk verwoorden wat er is gebeurd. En wat hij vertelt, is eigenlijk niet eens altijd waar. Dus nu kun je het volgens de studieboeken doen of je laat de ouders het verhaal vertellen. Uiteindelijk deed de arts dit ook en liet hij het gesprek met Daan verder voor wat het was. Dat deed hij echter pas, nadat ik hem fijntjes had uitgelegd dat Daan er heilig van overtuigd was dat we bij de kapper zaten en dat de kappermeneer snot uit zijn neus zou gaan halen.

maandag 6 oktober 2014

Back to work

Een paar dagen geleden ben ik weer begonnen met werken. Anderhalf jaar geleden heb ik  besloten om mijn ouderschapsverlof van onze kinderen op te nemen. Ik heb maar een klein contract, waardoor ik anderhalf jaar niet hoefde te werken als ik alles in een keer op zou nemen. Voor ons gezin kwam dat voorstel van mijn leidinggevende precies op het goede moment, want er moest hier thuis het nodige georganiseerd worden. Juul en Gijs hadden nog diverse therapieën, we hadden nog geen diagnose van Juul. Bart was nog aan het afstuderen en langzaamaan liep ik vast. De anderhalf jaar thuis zijn echt fijn geweest om zaken op orde te stellen. Om alles weer in het gareel te krijgen. Om gesprekken te plannen en me te verdiepen in onder andere de diagnose voor Juul met daaruit voortvloeiend de aanvraag voor een PGB.

Anderhalf jaar zijn voorbij gevlogen. Ineens was daar oktober 2014. Samen met Bart heb ik er uitgebreid over gesproken. Zou ik weer terug gaan? Was het niet beter om volledig te stoppen? Maar mijn verlof was onbetaald. En we konden het net redden, maar wat extra inkomen was toch ook niet verkeerd. Bovendien wilde ik zelf toch ook wel graag even iets anders dan alleen maar thuis voor het huishouden en de kinderen zorgen.

Ik wilde er even tussenuit zijn. Ik wilde ook weer iets te vertellen hebben. Natuurlijk kon ik hem wel vertellen dat de bloemkool deze week in de reclame was bij de supermarkt. Dat Willem twee keer had gepoept tijdens het uitlaten en dat de kinderen af wilden spreken. Maar ik wilde iets meer diepgang in mijn gesprekken. Even werken met collega's, samen zorgen voor de bewoners van de groep. Mezelf even Claudia voelen in plaats van mama, vrouw van, verzorgster, kokkin etc. Natuurlijk werd dat hier thuis wel gewaardeerd, maar ik wilde ook nog even voelen wie ik ook alweer was.

En ik wilde geen leven waarin alles draaide om het poetsen van ons huis. Het verzorgen van de dieren en het grootbrengen van onze kinderen. Ik wilde geen leven waarin facebook zo'n beetje je enige contact met de rest van de wereld is. Een leven waarin het alleen maar draait om sport, het weer of weet ik veel wat voor andere onzinnigheden. Ik wilde ook weer eens iets kunnen vertellen. Een beetje meepraten met de rest. En niet uit verveling allerlei statussen posten, hopende op een reactie van de een of de ander.

Nu is het erg druk hier in ons gezin en er zijn weinig momenten waarop ik serieus kan zeggen dat ik me verveel, maar dan toch is het fijn om er even uit te zijn. Ons gezin de boel de boel te laten en mezelf even in een andere omgeving te bevinden. Ondanks dat het werk ook veel raakvlakken heeft met ons gezin, voor degene die niet weten waar ik werk, ik werk op een woongroep voor verstandelijk beperkte mensen. Ondanks dat geeft het me ook veel voldoening en heb ik het gevoel dat ik op mijn manier een steentje bijdraag in de maatschappij. Er zullen vast dagen komen waarop ik me af zal vragen hoe ik het toch allemaal moet combineren, maar dan nog is het fijn om toch iets voor jezelf te hebben. En ik zal niet zo snel opgeven, maar die anderhalf jaar thuis zijn toch erg fijn geweest en kwamen precies op het goede moment.

Dus vorige week was het na anderhalf jaar zover. Natuurlijk was het even slikken. Loslaten moet je ook leren, toch? Maar uiteindelijk is alles goed gekomen. Ik was even Claudia, ik kon zeggen 'ik heb gewerkt' en nu heb ik een paar dagen vrij.Volgende week mag ik weer werken en ik heb er nu al zin in. Blij dat ik een leuke baan heb met lieve collega's, want hoeveel mensen kunnen dat tegenwoordig nu nog zeggen?

Tja...

Iedere dinsdagmiddag ben ik overblijfouder op school. Ondanks dat ik het eigenlijk al druk genoeg heb, vind ik dat het ook een stukje betrokkenheid bij onze kinderen en hun school is. Dus iedere dinsdagmiddag loop ik een half uurtje rond tussen de rennende en spelende kinderen. Aangezien het een kleine school is, ken ik de meeste kinderen wel van naam. De meeste kinderen kennen mij ook wel van naam of ze weten in ieder geval van wie ik de moeder ben. Soms komen er nieuwe kinderen bij, maar ook daar probeer ik een praatje mee te maken, zodat ik weet hoe ze heten en in welke klas ze zitten. Meestal gaat het er erg gemoedelijk aan toe en de kinderen kunnen zich even heerlijk uitleven. 

Soms tref je weleens een conflict tussen meerdere kinderen en meestal zijn die ook makkelijk op te lossen. Een enkele keer zie je echter dingen of krijg je een reactie van een kind, waarvan je alleen maar hoopt dat je eigen kind nooit, maar dan ook nooit zo'n reactie zal geven naar een volwassenen. Jammer genoeg valt het me op dat je steeds meer van zulke kinderen in onze maatschappij ziet. Ouders schuiven dat af als mondigheid, daar waar het vroeger nog gewoon brutaal werd genoemd. Natuurlijk vind ik dat je kinderen moet leren om voor zichzelf op te komen, maar om je kinderen te leren dat ze terug moeten slaan als iemand ze slaat, is voor mij niet de juiste oplossing. Natuurlijk hoeven onze kinderen zich niet zomaar te laten slaan, maar waar is het fatsoen om dit op een normale manier uit te praten. En lukt het niet tussen de kinderen onderling, dan zijn er nog de ouders die op een volwassen, nette manier met elkaar kunnen praten, toch? 

Blijkbaar is dat een gedachte die langzaamaan aan het uitsterven is, want soms hoor en zie ik ouders tegen hun kinderen praten, dan kan ik alleen maar met open mond staan kijken. Een betere wereld begint toch nog altijd bij jezelf of niet? Maar als ik moeder dan op een ronduit ordinaire manier hoor staan schreeuwen, dan kan ik alleen maar hoofdschuddend toekijken. Vaak hebben die ouders een totaal verkeerd beeld van hun kinderen. Zij denken vast dat zij hele gevoelige, sociale en net opgevoede kindertjes hebben, maar niets is minder waar. Het zijn kleine stiekeme snotaapjes, die geen fatsoen in hun donder hebben en alles stiekem doen. En als er iets is waar ik heel slecht tegen kan, dan is het stiekeme kinderen. Natuurlijk halen kinderen geintjes uit, soms zelfs rotstreken, maar ben dan in ieder geval eerlijk. Ik heb er minder moeite mee als een kind eerlijk er voor uit komt dat hij of zij iets heeft gezegd of gedaan, dan dat er hard wordt weggerend of dat een kind glashard staat te liegen. Als ouders zijnde leer je je kinderen toch om eerlijk te zijn? Eerlijkheid duurt nog altijd het langst. Of zijn de kinderen thuis ook niet altijd eerlijk en vinden de ouders dat allang best? Zolang zij, als ouders zijnde, maar geen last hebben van hun kinderen? Wat anderen er van vinden, interesseert ze niet. Of zoals Bart het zo mooi kan zeggen, sommige mensen geven hun kinderen alleen voeding, die hebben zelf ook alleen maar voeding en geen opvoeding genoten.

Het enige wat ik me kan bedenken is dat deze ouders niet alleen een totaal verkeerd beeld van hun kinderen hebben, maar ook een totaal verkeerd zelfbeeld. Zij zullen zichzelf vast zien als sociale mensen, die op een nette manier hun mening uiten en niet met zich laten sollen. Zij zullen vast vinden dat ze hun kinderen mondigheid bijbrengen en leren om voor zichzelf op te komen. Misschien is dit ook wel de manier waarop ze denken dat hun kind later in de maatschappij ver kan komen. Misschien interesseert het ze helemaal niks hoe hun kind met andere omgaat, omdat ze het zelf ook op die manier doen en hun kind ook niet beter weet.
 Waar een kind dan op de sociale ladder staat is niet belangrijk. Dochterlief heeft toch een goede baan? Zoonlief heeft toch een leuk huis? Maar zie ik het dan zo verkeerd? Misschien komen onze kinderen wel niet zo ver, maar wat is er nu belangrijker?  Sociaal, vriendelijk, beleefd, begripvol, respecterend en behulpzaam of stiekem, brutaal, egoïstisch, onfatsoenlijk en ordinair. Ik denk dat ik toch wel weet waar ik voor zou kiezen, jullie ook? 





Riedelritueel

Soms vraag ik het me weleens af. Hoe heb ik toch ooit kunnen denken dat het wel meeviel met Daan? Nou ja, eigenlijk niet met Daan, maar meer met zijn beperking. En dan niet zomaar zijn algehele beperking, want dat kan altijd erger. Nee, ik bedoel zijn, soms ronduit irritante tics. De 'riedeltjes' die hij steeds maar weer herhaalt. 'Poes heeft mij gekrabt', 'ik hoef nie naar swemles' enzovoorts. De geluiden tics. Handen klappen, hummen, mamaaaaaaa, grommen vanuit je keel, wiebelvingers, kloppen op je rug, aantikken op je arm.. Maar ook de dwangmatigheid van wat wel en vooral wat niet op de stoel mag liggen als hij er in wil gaan zitten. De manier waarop je aan tafel gaat zitten. De deur tig keer aantrekken en steeds weer opnieuw sluiten. Het lijkt wel of het zich steeds meer aan het uitbreiden is. en dat het ook steeds moeilijker af te kappen is. Vroeger kon je nog wel eens zeggen, 'klaar nu', maar ook dat werkt allang niet meer. 

Op dit moment heeft Daan de onhebbelijke gewoonte om zijn stoel vier, vijf keer aan te schuiven, zodat hij met zijn buik tegen de tafel zit. De eerste keer zit hij al met zijn buik tegen de tafel, maar blijkbaar moest hij nog een centimetertje naar rechts, want hij schuift zijn stoel achteruit en trekt zich wederom aan. Dit herhaalt hij zo'n vijf keer en dan zit meneer toch eindelijk goed. Op zich niet zo erg, maar ik zit naast hem en heb al vijf keer een poging gewaagd om een hap in mijn mond te stoppen, maar met iedere aanschuiving stoot hij weer tegen mijn arm en kan ik opnieuw beginnen. 'Solly mama' zegt hij dan, dat dan weer wel. 

Of zijn ochtendritueel van de afgelopen tijd. Daan wordt wakker, hij komt dat keurig tegen ons vertellen. Daarbij doet hij het grote licht meteen aan en duwt de deur dicht. Met zo'n harde klap dat zelfs de buren gehoord moeten hebben dat de deur dicht is, maar naar zijn idee is de deur niet goed dicht en dus herhaald hij dit nog een keer of vier. Nadat hij heeft gezegd dat hij wakker is en op zijn kamer gaat spelen, verlaat hij de kamer. Het licht laat hij aan, de deur wordt weer op dezelfde manier vier keer gesloten. Hij loopt naar zijn kamer en daar herhaalt het verhaal met de deur zich weer vier keer. Zo kan het dus gebeuren dat we, nog voor de wekker af is gegaan, wakker zijn. De eerste deur die op zolder opengaat en de eerste stapjes op de trap zijn al te horen. Daan speelt ondertussen luidruchtig op zijn kamer met een autootje dat steeds weer tegen de deur botst en ook bij Gijs gaat langzaamaan de deur open. Nog geen zes uur in de ochtend en drie van de vier kinderen zijn wakker, wijzelf bedenken ons dat we die avond echt vroeger gaan slapen en Daan komt tien minuten na zijn ritueel de kamer uit en zegt doodleuk 'ik heb goed uitgeslapen'.  Nou Daan, daar zijn de meningen over verdeeld.

Vervolgens gaan we naar beneden. Nadat we de discussie over wel/niet school, wel/niet boerderij, wel/niet zwemmen, wel/niet weekend hebben gehad met hem. Eenmaal beneden blijkt hij de taak van tafeldekken te hebben die dag. Ook weer discussie, een hoop gemopper, geschreeuw en 'is niet waar' van Daan zijn kant. Meneer geattendeerd op zijn pictobord en ineens valt het kwartje. 'Ik is helpend handnietje' zegt hij met een brede lach en hij ruimt de koelkast leeg en zet alles, maar dan ook alles op tafel. Na het eten en de rest van zijn ochtendprogramma, komt de taxi. Hij opent de deur en nog voor de taxichauffeuse goedemorgen kan zeggen, roept hij in de deuropening al 'ik hoef nie naar swemles'. Wat de link met de taxi daarbij is, is voor ons nog steeds niet duidelijk. 

Ik vraag me af hoe dit op school gaat. Laat hij zich daar wel sturen of afremmen? Of doet hij daar helemaal niet zo? Ik weet wel dat we onszelf continue bewust moeten zijn van ons gedrag. Voor we het weten, heeft hij een nieuwe gewoonte erbij en die krijgen we eigenlijk niet meer afgeleerd. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Voor we er erg in hebben is iets er al in geslopen en is het alweer een gewoonte voor hem. En zie hem daar dan maar eens vanaf te brengen. Meneer weet namelijk erg goed wat hij wel en niet wil. Nu is het tijd voor een kopje thee, waarvoor ik de waterkoker drie keer laat koken, mijn theezakje vier open en dicht heb gedaan en mijn stoel vijf keer aan heb geschoven.

maandag 22 september 2014

Flitsmoment

Soms zijn er dagen waarop ik bijna het gevoel heb dat we een normaal, doorsnee gezin zijn. Daan gaat lekker, ook al doet hij zijn eigen ding of juist niet. Juul loopt in de pas mee en heeft geen drift-en krijsbuien. Ik heb geen afspraken of gesprekken gepland staan met een dokter of een therapeut. Er hoeft geen kind gehaald of gebracht te worden van of naar een therapie. Eigenlijk kabbelt alles gewoon een beetje voort. Dat zijn de momenten waarop ik denk, ach het valt toch eigenlijk best wel mee. Dat valt het ook wel, want ik ken ook verhalen en personen, waarvan ik vind dat zij het toch net een tikkeltje zwaarder hebben dan wij. Eigenlijk vind ik dat altijd wel. Ik zie onszelf wel als een bijzonder gezin, maar om nou te zeggen dat wij het zwaar hebben. Dat valt reuze mee. We zijn tenslotte niet anders gewend en hebben ons aangepast aan onze kinderen met hun vraag om hulp en zorg.  

Er zijn ook weleens dagen. Dan lijkt het net of ik, in een flits weliswaar, even door de ogen van een buitenstaander naar ons gezin mag kijken. Dan schrik ik toch wel even. Denk dat ik gillend gek wordt. Vraag me af hoe je als ouders zijnde dit vol kunt houden. En of je ook nog weleens gewoon mens mag zijn. Even voelen hoe je ook alweer als persoonlijkheid in het leven stond, wat je leuk vond om te doen, wat je hobby's ook al weer waren en wie je was in de tijd voor de kinderen kwamen. Dan zie ik Daan ineens met andere ogen. Zie dat hij toch echt een verstandelijke beperking heeft. Normaal gesproken weet ik dat wel, ben ook niet gek, maar op sommige momenten zie pas echt de ernst van zijn zorgvraag. Dan is het net alsof je pas echt ziet dat hij een handicap heeft. Terwijl die er altijd wel is. 

Het is niet te beschrijven hoe zo'n moment overkomt. Hoe je je dan voelt. Wat het met je doet. Al die dingen zijn niet te beschrijven, omdat het moment maar zo kort is. Voor je hersenen door hebben dat je op een andere manier naar je kind kijkt, is het moment alweer voorbij. Het beeld en daar het gevoel daarbij terughalen, lukt niet meer. Zo'n flitsmoment blijft echter wel wat langer door malen. Het zorgt toch een beetje voor een wrange nasmaak, ondanks dat ik echt heel trots op onze kinderen ben en dat ik heel blij ben dat wij juist dit gezin mogen vormen met z'n allen. Dus ik ben blij dat zulke momenten niet al te vaak voorkomen. En niet al te lang duren. Ik zie onszelf veel liever zoals ik onszelf zie. Een bijzonder normaal gezin. 



donderdag 21 augustus 2014

Stilte

Het is alweer meer dan een maand geleden.. Door de actie van minstens één persoon, zoveel levens van zoveel mensen voorgoed veranderd. De wereld van nog veel meer mensen zal nooit meer hetzelfde worden. Het nieuws over het vliegtuig MH117 drong pas later tot me door. In alle drukte van ons gezin, is de radio vaak niet aan. Die hoor ik toch niet en het zorgt voor nog meer prikkels voor onze prikkelgevoelige kinderen. De televisie stond wel aan, maar op een of andere digitale kinderzender. Dus Bart was de eerste die het verschrikkelijke nieuws tegen me vertelde. Het liefste had ik meteen afgestemd op het nieuws, maar ik wilde ook niet dat onze kinderen teveel meekregen over deze vreselijke gebeurtenis. Niet dat ze er niks van mogen weten of horen, maar ik filter liever de hoeveelheid nieuws. Gijs krijgt vaak hoofdpijn van het gepieker en de vele waarom-vragen die dit nieuws bij hem oproept. Bovendien kon ik zelf ook geen antwoord geven op de waarom-vragen en had ik er zelf ook heel veel.
Net zoals velen van ons zullen hebben gehad en nog hebben.


Mijn gedachten waren bij alle slachtoffers, bij hun nabestaanden. Wat zullen zij hebben doorgemaakt die laatste minuten. Wat is er nog door hun hoofden gegaan? Hebben ze er nog iets van gemerkt? Hebben ze steun kunnen vinden bij elkaar? En dan de nabestaanden. Als ik mijn maag al voelde omdraaien toen ik het hoorde, hoe voelden zij zich dan wel niet toen dit nieuws binnenkwam. Hoe kun je zulk verschrikkelijk nieuws ooit verwerken? Een plekje geven is waarschijnlijk het hoogst haalbare wat ze kunnen doen, maar hoe doe je dat? Hoe ga je om met emoties die uit een lopen van verdriet, rouw, boosheid, onmacht, ongeloof. Hoe kun je dit ordenen en het allemaal een plekje geven? Ik kon alleen maar kijken naar het nieuws. Niet in staat om ook maar iets uit te brengen. Geschokt met mijn hand voor mijn mond, terwijl de tranen zachtjes over mijn wangen rolden.

Ook toen de vliegtuigen, met daarin de lichamen aankwamen, in Nederland, werd het weer stil in mij. Weer rolden er stille tranen over mijn wangen. Onbewust projecteerde ik het nieuws op mezelf. Op onze kinderen. Stel dat wij daarin hadden gezeten? Stel dat onze kinderen later met hun gezin op vakantie zouden gaan? Stel dat een van hen voor zijn werk over de wereld vloog? Ik kreeg kippenvel. Ik keek eens goed naar ons gezin. Naar de meiden die aan het ruziën waren over iets onbenulligs. Naar Gijs en Bart die naast me zaten en het nieuws ook met vele 'waarom' vragen bekeken en naar Daan die in de stoel lag te mopperen wanneer Dora nu toch kwam. Ik besloot dat hoe vervelend ze ook konden zijn, hoe moe ik soms ook van ze werd, dat ik altijd de vlucht van MH117 in mijn gedachten zou houden. Het zou zomaar de laatste dag kunnen zijn, dat je van elkaars aanwezigheid kunt genieten. Dat je kunt zeggen dat je van iemand houdt, dat je spijt hebt van iets wat je hebt gezegd tegen een ander. 

Er is al heel veel geschreven over deze vlucht. Brieven van nabestaanden aan hun dierbare. Blogs van mensen die op deze manier uiting geven aan hun verdriet, woede, onmacht. Ik heb reacties en blogs gelezen van mensen die ik niet ken, maar ook van mensen die ik wel ken. De meeste reacties waren net zoals mijn blogs geschreven om hun gevoelens te uiten. Om de schok van de vele nieuwsberichten te kunnen verwerken. Natuurlijk zullen er ook mensen zijn geweest die dit nieuws aan hebben gegrepen om voor hun eigen leven wat aandacht te vragen. Die toevallig iemand kende, die ook weer iemand kende die familie kende waarvan iemand bevriend was met iemand uit het vliegtuig. Mensen die rouwden om het verlies van iemand uit hun buurt, terwijl deze persoon waarschijnlijk wel in dezelfde stad woonde als zijzelf, maar waarvan ze voor het gemak vergaten te vertellen dat die buurt toch bijna uit 50.000 inwoners bestond. Natuurlijk zijn er mensen die echt iemand hebben gekend, mensen die meeleven met bekende, maar ook onbekende. Het is alleen zo triest als je via zoiets gruwelijks probeert aandacht voor jezelf te creëren.

Natuurlijk kunnen mensen dat ook van deze blog vinden. Maar mensen die me echt goed kennen, weten dat dit niet mijn bedoeling is geweest. Het nieuws heeft me aangegrepen en mijn zorgen om ons gezin even doen verbleken. Ik kan nog genieten van mijn kinderen, ik kan mijn man vertellen hoeveel ik van hem houd en hoe trots ik op ons gezin ben. Ik hoop dat de nabestaanden dit haast ondraaglijke verlies kunnen verwerken en hoop dat ze weten dat mensen met hun mee rouwen op wat voor manier dan ook. Ik hoop dat ze weten dat 'WIJ' er voor hun zullen zijn en dat dit nieuws, deze vlucht, dat moment en deze slachtoffers nooit vergeten zullen worden... 

zondag 17 augustus 2014

Répáshuta (Hongarije deel 2)

Al eerder schreef ik een blog over onze vakanties in Hongarije. Die allereerste keer dat we naar Hongarije gingen hadden mijn ouders besloten om ook nog naar een dorpje in de bergen van Hongarije te rijden. Het dorpje heette Répáshuta. Van een dorp was niet echt sprake. Het bestond uit een hoofdweg waaraan diverse huizen lagen. Er was een supermarkt, een café annex restaurant, een school en jawel, zo klein als het dorpje was, ze hadden ook een camping. Toen we het dorp inreden, stapvoets, want in de weg zaten de nodige gaten en kuilen, gingen de diverse deuren en ramen open. Mensen keken naar ons alsof we de eerste toeristen in hun dorp waren. Daar zat ik dan, als opgeschoten puber. Ik zakte maar wat verder onderuit in de hoop dat ik niet zo opviel. Ik schaamde me dood. 

Het kon vast niet erger. Maar dat kon het wel. Eenmaal bij de ingang van de camping aangekomen, bleek dat de campingplaatsen bovenop een heuvel lagen. We moesten een erg steil pad op met onze auto en caravan. Het pad lag vol grote kiezelstenen en de auto slipte een eind weg. Prompt werden er diverse mannen opgetrommeld om die Nederlanders even mee naar boven te helpen duwen. Vreselijk genânt en ik heb mijn ouders dan ook flink vervloekt. Hoe ze toch konden bedenken om op deze camping te gaan staan. In zo'n klein gehucht. Het zou er vast vreselijk saai zijn.

En of ze die toiletgebouwen al hadden gezien? Ondanks dat ik me niet in een grote ruimte tussen andere vrouwen uit hoefde te kleden, was dit toch ook niet echt wat ik bij een toiletgebouw in gedachten had. Als je ging douchen, dan hoefde je geen handdoek mee te nemen. De deuren waren boven en beneden zo'n stuk open, dat de wind er vol doorheen kon waaien. En ook al stond je onder het warme water, koud bleef je toch wel. Ondanks dat had je wel een privé hokje waar je kon douchen zonder vervelend plakkend douchegordijn. En aangezien er verder niemand op de camping stond, hoefde ik het alleen met mijn ouders en zusje te delen. Ook die keer dat we uiteten gingen in het restaurant in het dorp, heb ik ze niet meteen in dank afgenomen. Het hele dorp wist dat wij daar zaten. We hadden weer veel bekijks. Het voelde bijna alsof we een of andere attractie waren. Als puber zijnde zit je niet op zoveel aandacht te wachten en wilde ik me het liefste onzichtbaar maken. 

We stonden net goed en wel een paar dagen. Ik zat in de zon met een boekje. Onze zwarte, uit de kluiten gewassen cocker spaniel lag onder de caravan te slapen. Daar was het nog enig sinds koel. Plotseling hoorde ik allemaal gesis. Het bleek 'ge-pssst' geluiden te zijn. Maar waar ze vandaan kwamen, wist ik zo gauw niet. Het ge-pssst ging door. De hond had eerder door dat er iemand achter onze caravan door was gelopen, dan dat ik dat had. Ze sjokte naar de struiken toe en uit een paadje wat me niet eerder was opgevallen, kwamen twee jongens van mijn leeftijd. Een van de jongens sprak een klein beetje Engels en hij vroeg me hoe ik heette. Ik dacht dat hij het nog steeds over onze hond had en antwoordde Bengel. Zo heette ze tenslotte. Hij keek me vreemd aan en herhaalde de naam. Het verbasterde tot een soort van 'Bango'.

Hij stelde zichzelf voor als Erik (en dan natuurlijk wel op zijn Hongaars uitgesproken) en de andere jongen heette Dénes. Ze grinnikte wat en herhaalde Bango nog eens een keer. Pas toen had ik door dat hij helemaal niet vroeg hoe onze hond heette, maar hoe ik heette. Ik kreeg een knalrood hoofd en stotterde, druk gebarend van mezelf naar de hond, dat ik Claudia heette en de hond Bengel. Nu werd er hardop gelachen. Blijkbaar klonk Bengel ook niet heel erg Nederlandstalig. Die middag speelden we een dobbelspelletje, dronken we wat en probeerden we zo goed en zo kwaad als het ging meer over onszelf te vertellen. 

De volgende dag spraken we weer af. Nu kwamen er vier jongens het pad opgelopen. Twee broers waren erbij gekomen. János en Kris. We kregen een rondleiding door het dorp. We trokken de heuvels in die aan de camping lagen. We leerden dat je kon horen of een bol van een uitgebloeide bloem gevuld was of niet. Door hem heen en weer te schudden, hoorde je een gerammel. Er blekken dan nog een soort van maanzaadjes in te zitten. Later begreep ik dat het papaverbollen waren of misschien waren het toch de bollen van een klaproos. Ik weet het niet. Mijn Engels en Hongaars waren niet goed genoeg om te begrijpen welke bloemen het waren geweest, maar dat vond ik ook helemaal niet belangrijk. We lagen in het gras en keken naar de wolken in de lucht. We rolden van de heuvels af. We lachten en maakten lol. Het was een heerlijke sfeer van vrijheid. 

Als het eens een dag wat slechter weer was, luisterden we naar muziek in het kantoortje van de campingbeheerder, dat van de vader van een van de jongens was. We hebben gelachen om hun muziekkeuze. Zij hebben gelachen om die van ons. Het nummer dat op dat moment bij ons een grote nummer 1 hit was, was Crystal Waters met La Da Dee. De jongens kwamen niet meer bij van het lachen. Nee hoor, dat zou in Hongarije nooit een hit worden. Het was zo'n raar liedje. Het liedje wat bij hun op dat moment op nummer 1 stond was bij ons al zo'n beetje de top 40 uit. We hingen eigenlijk alleen maar een beetje rond. Spraken met gebaren, een beetje Engels en een beetje Hongaars. Liepen door het dorp of lagen in het gras te kauwen op een grassprietje. 

Uiteindelijk heb ik ook aan deze plek mooie herinneringen overgehouden. Wat eerst vooral saai leek, bleek uiteindelijk toch reuze mee te vallen en nu denk ik er met een glimlach op mijn gezicht aan terug. Ondanks dat ik het nooit heb durven vertellen, vond ik Erik toch wel het leukste. Of hij dat ook van mij vond, weet ik niet. Dat hebben we toen nooit naar elkaar uit durven spreken. We hebben naderhand nog een tijdje brieven over en weer naar elkaar gestuurd, maar uiteindelijk verwaterde ons contact. Toen ik,na een vakantie bij mijn ouders in hun Hongaarse huis, de andere Hongaarse vrienden toevoegde op facebook, moest ik plotseling weer aan Répáshuta en Erik denken. Ik heb zijn naam gezocht en hij had ook een account. We hebben over een weer een paar mailtjes gestuurd. Hoe het ons was vergaan na onze puberteit. We hebben afgesproken dat als we ooit weer naar elkaars land afreizen, we welkom zijn bij elkaar om eens bij te praten als volwassenen zijnde. Hoe het met de andere jongens is gegaan, weet ik niet. Of de camping in Répáshuta nog bestaat weet ik ook niet. Maar aangezien het tegenwoordig helemaal hip is om naar dit soort landen te gaan, vrees ik dat je nu wel moet wachten voor de douche.

Hobbels

Sommige van jullie zullen het wel weten. Andere misschien weer niet. Het is ook niet iets wat je zomaar aan de grote klok hangt. Of wat je even op facebook plaatst. Alhoewel er mensen zijn die dat juist wel doen. Maar die plaatsen dan ook alles waar ze maar een beetje aandacht mee kunnen behalen op facebook. Zelfs als ze daar hun eigen kind voor in moeten zetten.

Maar daar gaat het nu niet om. Ook al kan ik een boek volschrijven over zulke mensen. Zij zullen dat vast niet zo zien en anders ervaren. Deze keer gaat mijn blog eigenlijk over Daan en Juul. Beide kinderen hebben een bepaalde zorgvraag. Van Daan is het eigenlijk wel algemeen bekend. Daar is eigenlijk deze blogsite ook uit voort gekomen. Maar bij Juul weten we pas sinds een half jaar wat er allemaal door haar hoofdje gaat. Juul heeft ADD, neigend naar ADHD, maar ze scoorde onvoldoende op de hyperactiviteit om er ADHD van te maken. Dat neemt niet weg dat ze behoorlijk druk en aanwezig is binnen ons gezin. Juul is impulsief, heeft grote moeite met oorzaak-gevolg. Herkent geen grenzen van andere en zoekt juist steeds grenzen op. Liever nog gaat ze er net een stukje overheen. Verder is Juul bekend met een begaafd IQ. Waarschijnlijk zal zij hoger uit gaan komen, zo gauw ze gaat starten met medicijnen voor haar ADD. Want dat ze snel afgeleid is, haar concentratie niet lang vast kan houden en graag alles, maar dan ook alles, in de gaten wil houden is wel bekend.

Om het verhaal dan compleet te maken, heeft Juul ook nog een s.i.-stoornis. Een prikkelverwerkingsstoornis. Juul heeft een lage prikkeltolerantie, dus ze is erg snel overprikkeld. Maar ze heeft een hoge prikkelalertheid, dus ze reageert heel veel op prikkels en zoekt ze dan ook voortdurend op. Dit kan zich uiten in haar tast. Hard knuffelen, iemand harder vastpakken dan bedoeld, gewoon omdat ze het bij een zachte manier niet voelt. Ook heeft ze een hoge bewegingsbehoefte. Graag zoekt ze ook hierbij steeds weer de grenzen op. Dus extra hard schommelen, net tot aan die grens waarbij je denkt 'is dit nog wel veilig' of steeds weer net op de rand van de trampoline springen, waarbij je je hart vasthoudt, omdat het 10 cm meer naar de rand toe, verkeerd uit kan pakken. Dit alles zorgt voor een bepaalde drukte in ons gezin. In combinatie met de zorgvraag van Daan, het hooggevoelige van Gijs en het meer dan alleen maar bijdehand zijn van Pleun, maakt dit ons wel tot een bijzonder gezin, al zeg ik het zelf. 

Natuurlijk kan het altijd erger. Er zijn vele gezinnen die ik kan noemen, waarvan ik denk 'pfoe, ik zou toch niet in hun schoenen willen staan'. Natuurlijk hoor ik dat ook regelmatig over ons gezin. Ik snap alleen niet zo goed waarom. Ik weet ook wel dat wij geen normaal, doorsnee gezin vormen. Maar door onze kinderen en hun zorgvragen zijn wij wel geworden tot wie we nu zijn. Het heeft me mondiger gemaakt. Het heeft mijn kijk op bepaalde mensen veranderd. Ik kijk anders tegen problemen aan en ben echt beter geworden in relativeren. Het kan tenslotte altijd nog erger, denk ik dan. 


Waar ik wel vaak tegenaan loop en heb gemerkt, is dat Daan zijn situatie vrijwel klakkeloos wordt geaccepteerd. Het is duidelijk zichtbaar dat er iets aan hem anders is dan bij andere kinderen. Bij Juul is dit niet zo duidelijk. Vaak laat ze dit niet eens bij andere zien, zodat zij onze verhalen afdoen als aanstelleritis of overdreven. Of nog erger een kwestie van opvoeding. Juul is echter heel erg goed in het verbloemen van bepaald gedrag. Ze loopt op school of in andere situaties dan thuis, heel erg op haar tenen en doet enorm haar best. Dit houdt wel in dat wij dus vaak thuis met de gebakken peren zitten en dat de ene na de andere uitbarsting of grensoverschrijdend gedrag een feit is. Om maar niet te spreken van het uitdagende, provocerende gedrag wat ze kan vertonen. Maar dat ziet de buitenwereld niet. En aangezien wij niet als klagers of zeurders over willen komen, zullen ze dat ook niet vaak van ons horen. 

Maar als ik zelf al moeite heb om haar te accepteren zoals ze is, hoe kan ik dan van de omgeving verwachten dat ze haar gedrag ook anders gaan bekijken. Dat Juul anders denkt, redeneert en niet altijd te volgen is in haar gedachtegang. Misschien is het wel een fase van verwerken waar ik doorheen moet. Alhoewel dat bij Daan veel makkelijker ging, denk ik. Misschien omdat ik bij hem sterker het gevoel heb, dat hij er niks aan kan doen. Terwijl dat voor Juul natuurlijk ook geldt. Het zou in ieder geval al fijn zijn als de omgeving wat meer openstaat voor kinderen die anders denken en doen. Dat er niet zo snel geoordeeld wordt als er op het eerste gezicht niet meteen iets te zien is. Ik vrees echter dat we nog wel de nodige hobbels moeten nemen, maar zolang we zelf die hobbels al eerder hebben genomen en verwerkt, dan de omgeving dat doet ,dan maakt het niet uit hoe zij die hobbels nemen. Wij zijn ze toch al gepasseerd. 



 

zaterdag 16 augustus 2014

Hongarije

Jaren geleden, ik was volgens mij zo'n dertien jaar oud, gingen we als gezin op vakantie. We gingen niet lekker doorsnee naar Frankrijk of Italië. Nee, we gingen naar Hongarije. Tegenwoordig is het hip om naar Hongarije of Kroatië of Slovenië te gaan. Tegenwoordig zijn deze landen ook helemaal niet meer te vergelijken met hoe ze 25 jaar geleden waren. Dus toen mijn ouders mij, als beginnende puber, vertelden dat we naar Hongarije gingen, sprong ik dan ook niet bepaald een gat in de lucht. Wat moesten we daar nou toch weer gaan zoeken? Konden we niet net zoals iedereen naar Frankrijk of zo?

De allereerste camping waar we aan kwamen, lag aan een rivier. Dat maakte gelukkig wel wat goed. Maar toen ik de toiletgebouwen in liep en zag dat alle vrouwen zich daar in een grote kleedkamer uitkleedde om vervolgens onder een douche met een wapperend en klapperend douchegordijntje te stappen, was de heimwee naar een Franse camping des te groter. Zelfs de sta toiletten waren nog beter dan dit douchegebouw. Hoe konden ze nu toch denken dat ik als puber zijnde, me in het bijzijn van vreemde, voornamelijk Hongaarse, vrouwen uit ging kleden. Ze zouden me zelfs niet in mijn ondergoed te zien krijgen. Hoe ik gedoucht heb, weet ik niet meer. Ik weet alleen dat dit de eerste herinnering is aan de allereerste Hongaarse camping. 

We leerden er Hongaren kennen en gingen met deze mensen uiteten. In een of andere grot met een vioolspelende rozenverkoper. Er werd gelachen, gedronken en ondertussen sloten mijn zusje en ik vriendschap met de twee dochters van het gezin. Ze hadden dezelfde leeftijd en met een boekje 'Hongaars op vakantie' raakten we in gesprek over dingen die alle pubers wel zo'n beetje bezig hielden. De oudere broer maakte grapjes en plaagde ons zoals een oudere broer altijd zijn kleine zusjes verveelt. Na een paar dagen gingen we naar de volgende camping. Met de belofte om langs te komen, als we in de buurt van hun woonplaats waren, namen we afscheid van Eva en János en hun kinderen 'kleine' János, 'kleine' Eva en Timi.

We gingen inderdaad eerst nog naar een volgende camping, maar omdat mijn zusjes en ik zo bleven zeuren, beloofden onze ouders ons ook nog richting Eva en János te rijden. Het weerzien was goed en fijn. Ondanks dat we elkaar pas kort kenden. Ik weet nog dat we altijd moesten blijven eten. We kregen allerlei Hongaarse gerechten voorgeschoteld, maar de kippensoep met de kippenpoten (met nagels er nog aan) is me nog het meeste bij gebleven. Waar ik gruwelde van de kippenpoot, werd er door de dochters zo'n beetje om gevochten. 

We werden meegenomen naar de ijssalon op de hoek van de straat. Voor 100 forint (toen nog 2 gulden en 50 cent) konden we daar met zijn vieren makkelijk een ijsje van eten. We mochten blijven logeren. Op een slaapbank in de woonkamer, lagen we daar in dat Hongaarse appartement. Ik mocht zelfs mee op stap. Samen met Eva, haar oudere broer en diens vrienden, gingen we naar een Hongaarse discotheek. Hoe spannend was dat. We spraken af bij een vriend. Hij zou rijden,want hij had een auto. Een echt Trabantje. Nooit geweten dat je daar met acht personen in kon. Maar het paste.

Ook mocht ik gaan logeren bij een tante. Zij was reisleidster en sprak goed Duits. Ik zat net op de middelbare school en sprak gebrekkig Duits, maar met mijn handen en voeten kwam ik een heel eind. Ze woonde op een boerderij. Op zich niks mis mee, maar er was geen toilet en geen warm water. Dus ik moest nog naar een ouderwetse poepdoos en 's avonds werd er een grote teil klaar gezet, welke werd gevuld met kokend heet water. Ik viel van de ene verbazing in de andere. Ik deed zoveel nieuwe ervaringen op. Wat later mooie herinneringen zouden worden. Al met al had ik de vakantie van mijn leven. Tranen rolden over mijn wangen toen we afscheid moesten nemen van elkaar.

Door de jaren heen gingen we nog regelmatig terug. Ik leerde wat woordjes in gebrekkig Hongaars. We hadden bepaalde, voornamelijke Duitse, uitspraken waar we heel erg om moesten lachen met zijn tweeën. Ik leerde cola met rode wijn drinken, wat ik ontzettend smerig vond. Net zoals rode wijn met spuitwater. En ondanks dat we beide uit een totaal ander land kwamen, begrepen we toch wat de ander bedoelde. We hebben kennis gemaakt met elkaars mannen. We hebben elkaars kinderen gezien. Ik blijf via de verhalen van mijn ouders, zij hebben daar in de buurt een vakantiehuis gekocht, een beetje op de hoogte. We volgen elkaar via facebook en krijgen zo een kijkje in elkaars leven. Maar zo nu en dan denk ik nog wel eens terug aan die goeie oude tijd dat mijn ouders ons vertelden dat we naar Hongarije op vakantie zouden gaan.




Vreemde taal

Na een lange rit in de auto, kwamen we eindelijk op onze vakantiebestemming aan. Iedereen was blij en opgelucht dat we er nu dan echt waren en dat de benen gestrekt konden worden. We waren benieuwd naar onze lodgetent en of deze nog verrassingen voor ons in petto zou hebben. Maar het was gewoon een heerlijke tent. Niks geen lekkages, vieze bedden of een muffe lucht. gewoon een tent uit het boekje, maar ja, wij waren dan ook het tweede gezin waaraan de tent werd verhuurd. Gelukkig was het voorseizoen, want de plaatsen waren niet erg ruim bemeten en als onze buurcaravan bezet was geweest, hadden we zo bij de mensen naar binnen kunnen kijken, maar gelukkig waren wij, samen met nog een Duits gezin, de enige in het laantje.

De camping was ideaal. Pal aan zee, verwarmd zwembad erbij. Heerlijk, wat een rust. De lange autorit verdween meteen naar de achtergrond. Dat we ook nog terug moesten, zouden we tegen die tijd wel weer zien. Daan was ook helemaal weg van de tent. Luid roepend 'joepie, ik is op vakantie' stuiterde hij de camping over. Hij groette iedereen en vertelde dat hij op vakantie was. Heerlijk om hem zo te zien genieten, ook al had hij tijdens de autorit het bloed vaak onder mijn nagels vandaan gehaald. Op zijn step ging hij mee naar de supermarkt, hij ging mee een ijsje halen, ook al lust hij geen ijs. Zelfs afwassen was een feestje. Zolang de step maar mee kon.

Na een dag of twee kwamen Maya en Lenie, onze Duitse buurmeisjes, vragen om te spelen. Ook zij hadden twee steppen bij zich. Drie kinderen bleven de meisjes schaapachtig aan staan kijken. Er werd geen actie ondernomen vanuit deze drie kinderen van ons. Daan daar en tegen pakte zijn step en ging steppen. De meisjes stepten achter hem aan. Zonder dat Daan er erg in had, was hij degene die het eerste contact had gemaakt met Maya en Lenie. Ze stepten de hele middag en de andere drie keken toe. De volgende ochtend was ik nog binnen in de tent. Daan en Gijs waren al naar buiten. Ik hoorde Daan praten over zijn step. Dat hij kunstjes kon. Dat hij heel snel ging en dat hij gewoon zo deed en dan 'hop' en daarna moest hij heel hard lachen. Ik dacht in eerste instantie dat hij tegen Gijs aan het praten was. Maar toen ik voorzichtig door het gordijntje spiekte, zag ik dat Gijs op zijn nintendo aan het spelen was. Daan was druk in gesprek met de twee buurmeisjes. 

Ze vertelden iets in het Duits. Daan reageerde daar weer op. Hij begon zijn stepverhaal weer van voor af aan, tot hij ineens door Gijs werd onderbroken. 'Hou maar op, Daan. Zij praten Duits en dat versta jij toch niet. En zij verstaan jou ook niet' zei hij zonder op te kijken van zijn nintendo. Daan snapte niet wat Gijs bedoelde en praatte gewoon verder. Nog voor Gijs een tweede keer op een wat geïrriteerde toon, kon zeggen dat Daan op moest houden, besloot ik in te grijpen.

 Ik vond het zo knap van Daan, dat hij zich niet uit het veld liet slaan door een vreemde taal. Dat hij toch het gesprek aan ging en dat hij ze uiteindelijk op de een of andere manier wel duidelijk wist te maken wat hij bedoelde. Dat hij gewoon samen ging spelen met deze meisjes. Nederlands of Duits maakte voor hem geen verschil.  Gijs koos de weg van de minste weerstand. Dan maar niet samen met andere kinderen spelen. Stel je voor dat je jezelf voor gek zet. Daan gaf echter niet op en deed gewoon precies zijn eigen ding. Hij had echt geen boodschap aan wat andere van hem vonden. Hij is tenslotte Daan Jansen en dat is in iedere taal precies hetzelfde.

Autoritueel

Daar gingen we dan. Een afgeladen volle auto, vier hyperactieve kinderen, stuiterend van de voorpret. We hadden nog een lange rit voor de boeg, maar dat mocht de pret niet drukken. We gingen namelijk op vakantie. We hadden, voor een belachelijk lage prijs, een last minute naar Venetië kunnen boeken. Bart had er geen problemen mee om deze afstand te rijden. Dus de taakverdeling was ook al gebeurd. 

Bart reed, compleet met oordopjes en harde boink,boink muziek. Ik zorgde voor de kinderen. Voorzag ze van een natje en een droogje. Resultaat: pakjes drinken die half leeg geknepen in de autoportieren (zien onze kinderen als afvalbak) belanden. Koekkruimels overal door de auto verspreid. Plakkende snoepjes die op de meest vreemde plekken terug worden gevonden. Ik bemiddelde tussen kleine irritaties, welke grootse vormen aannamen, als ik onze kinderen moest geloven. Ik snoof af en toe eens goed in de buurt van Daan. Of hij toevallig niet al erg lang in een lekkere, verse poepluier zat. Ik voelde tussen zijn benen of hij niet doorgelekt was en hing het merendeel van de reis meer achterste voren tussen de twee voorstoelen in. Knuffel was gevallen, tablet deed het niet, zonneschermpje moest omhoog. Oh nee, zonneschermpje moest toch maar omlaag. Kussen lag niet goed. Pakje drinken was gevallen en ga zo nog maar even door.

Daan deed super zijn best. Althans hij deed niet meer dan dat hij anders tijdens het autorijden deed. Hij deed jammer genoeg ook niet minder. Dus praatte hij aan een stuk door. Over de koeien die we 30 kilometer terug al hadden gezien. Over de windmolens, de vrachtwagens, de caravans. Hij vroeg over alles wat hij had gezien of wij het ook hadden gezien. Hij vroeg dit niet zachtjes, maar luid en duidelijk hoorbaar, zelfs voor Bart met oordopjes in. Hij praatte over Pleun die ruzie maakte met Gijs, wat deze keer eens niet het geval was. Hij mopperde op Juul, die volgens hem iets had afgepakt, maar dat was de week ervoor thuis al gebeurd. En ondertussen vroeg hij ook nog iedere vijf minuten 'is het nog ver' of 'zijn we er al bijna' om de 'hoelang moeten wij nog rijden' vraag maar niet te vergeten. Net alsof hij ook maar enig besef van tijd en afstand had, maar het ging om het idee.

Het vervelende, lees hier maar gerust irritante, van Daan zijn gepraat is, dat het nooit klopt. Hij verzint ter plekke iets. Hij hoort Gijs iets vragen aan ons of Bart iets zeggen tegen Juul en daar echoot hij op door. Het negeren helpt niet. Hij blijft het net zolang herhalen tot je er wel op moet reageren, omdat je anders gillend gek wordt.

Ook het eet en drinkritueel, in de auto, is iets bijzonders op zich. Hij geeft keurig alles door naar achteren. Wel bepaalt HIJ, voor wie hetgeen hij door moet geven is, maar nadat we Gijs en Pleun hadden uitgelegd dat zij dan zelf maar even om moesten ruilen, was dit probleem opgelost. Maar zo gauw hijzelf zijn koek en drinken krijgt, wordt het een ander verhaal. Nu geeft hij alles wat in zijn buurt ligt door naar voren. Om specifieker te zijn, naar mij. Althans ik pak het aan, want Bart is aan het autorijden. Zijn pop (knuffellapje), zijn tuut (speentje), zijn tijger (een knuffel van zo'n 65 cm lang), zijn schoenen die op de grond lagen en waar hij net bij kan. De broodjes die in een zak tussen hem en Juul in stonden. Alles wordt door naar voren gegeven.

Toen hij ook nog aan de koelbox begon te rommelen,want die moest ook naar voren,  was mijn geduld op. Aangezien ik al zo'n beetje met mijn benen in mijn nek zat, vanwege de allerlaatste-spullen-tas tussen mijn benen, vond ik het welletjes. Dus alleen zijn knuffel, tijger en tuutje mag hij afgeven. Hij heeft een mooi uitklapbaar plankje voor zich, dit zit aan de stoel voor hem vast. Hierop kan hij al deze spullen leggen, wat de makkelijkste oplossing zou zijn. Dit is echter iets wat we hem al jaren aan zijn verstand proberen te brengen, maar wat tot op heden nog niet is blijven hangen. De tuut, knuffel en tijger worden in hoog tempo aan mij gegeven en nog voor ik ze weg heb kunnen leggen, vraagt hij 'waar is mij koek?' 

Soms is zijn gedrag best vermoeiend. Met name als je man 's nachts lekker door kan rijden, de andere drie kinderen slapen, ik zelf met mijn benen opgevouwen tussen allerlei spullen zit en je pas tien minuten geleden van huis uit bent vertrokken. Bááárt, is het nog ver rijden???

Druk, drukker, drukst

19 juni heb ik mijn laatste blog geplaatst. Dat is toch best wel een tijdje terug, al zeg ik het zelf. Gewoon bijna twee maanden geleden. Voor de trouwe volgers van mijn blogs, bij deze mijn excuses. Ik zal er voor proberen te zorgen dat het niet nog een keer zal gebeuren. Op trouwe lezers moet je tenslotte zuinig zijn en daar moet je goed voor zorgen. Zij zijn degene die voor wat 'reclame' kunnen zorgen. Die anderen attenderen op die ene huismama, die zo grappig en oprecht over haar gezin en alles wat ze daardoor meemaakt, schrijft. Die andere een kijkje in haar leven gunt en laat zien dat wij, ondanks dat we onszelf als bijzonder gezin zien, toch ook maar hele normale mensen zijn. Maar ja, wat is normaal??

Dus bij deze mijn oprechte excuses. Helaas moet ik jullie ook een verklaring schuldig blijven over het waarom. Gewoon druk,druk,druk. Dat is natuurlijk een erg simpele afscheping, die regelmatig door heel veel mensen wordt gebruikt. Maar het was echt druk, drukker, drukst de laatste maanden. En we gingen niet eens op vakantie. Pffft...ik had er niet aan moeten denken dat ook nog te hebben moeten organiseren. Het was nu al meer dan druk genoeg.

De laatste weken voor de zomervakantie zijn altijd zo hectisch. Alle eindgesprekken worden in de laatste twee weken gepropt. Om nog maar niet te spreken van uitstapjes, schoolreisjes, afscheidsfeestjes van juffen die weggaan, kinderfeestjes van vriendjes en vriendinnetjes die in de vakantie jarig zijn en natuurlijk ook niet te vergeten de bedankjes voor alle mensen die het afgelopen jaar iets hebben bijgedragen rondom de zorg voor onze kinderen. Ik vind persoonlijk dat daar best een attentie tegenover mag staan en ben dan ook nog zo'n pietleut die geen genoegen neemt met een roos of doosje bonbons. Nee,het moet een origineel bedankje zijn, niet te duur, maar bovenal origineel. 

Waarom maak je het jezelf zo moeilijk als je het toch al zo druk hebt, hoor ik mensen zich nu afvragen. Tja, in plaats van origineel kan ik natuurlijk ook wel eens een keer voor makkelijk kiezen. Een doos bonbons of een bloemetje is tenslotte zo gekocht en ook wel in de meeste winkels makkelijk verkrijgbaar. Maar dat originele is mijn tic. Iedere gek zijn gebrek, zeg maar. Sommige mensen vragen zich nu af waarom al die juffen, een enkele meneer, de therapeuten, de zwemleraar, de thuisbegeleidster, de zorgboerderij en de taxichauffeur een attentie verdienen. Ze worden tenslotte ook betaald en doen gewoon hun werk. Dat is natuurlijk ook zo, maar ik vind het altijd een extra blijk van waardering. Ze hebben zich ook dit afgelopen schooljaar weer ingezet om goed voor onze kinderen te zorgen. Ze hebben op hun manier een steentje bijgedragen om onze kinderen weer een stukje dichterbij hun zelfstandigheid en volwassenheid te brengen. Ik vind dit niet niks en vind het daarom netjes om ze daarvoor te bedanken. Houd het maar opj een stukje waarden en normen die ik zo ook op onze kinderen over hoop te brengen.

Het maakt, voor mijn gevoel, onze wereld een stukje menselijker. Iedereen vindt het toch fijn om af en toe een complimentje te krijgen en een complimentje is nog specialer als er een kleine attentie bij zit. Iedereen is altijd druk met zichzelf, zo druk dat we vaak de ander vergeten. Het wordt allemaal maar als normaal ervaren, er is weinig waardering meer voor hetgeen een ander doet voor jou of voor je kind. Daarom vind ik zo'n bedankje op het einde van het jaar toch extra speciaal en doe ik daar mijn best voor. Hoe druk ik het ook heb met van alles en nog wat. Hopelijk waarderen al die mensen die een bedankje hebben gekregen mijn originele kadootje. Mochten er nu mensen zijn die zich gepasseerd voelen, bedenk dan dat ik het erg druk heb gehad met origineel te zijn...




donderdag 19 juni 2014

Tandenfee

Ook de derde fiets kan bij Juul gestald worden. Tandje nummer 3 is er vandaag, na eindeloos gewiebel, eindelijk uit gegaan. Zelfs toen de tand nog muurvast in haar mond zat, voelde ze toch al dat de tand er bijna uit zou gaan. Uiteindelijk had ze gelijk. Na zo'n twee maanden ging de tand er vandaag toch echt uit. Regelmatig, lees drie in vijf minuten, mocht ik zelf ervaren hoe los de tand nu echt wel niet zat. Vanmorgen kwam ze met een scheef tandje naar me toe gelopen. Het ding hing nog met een draadje vast, zeg maar. Zal ik hem er voor je uit halen? Maar nee, mevrouw rende hard weg. Dat zou ze zelf wel doen, dat hoefde nog niet. We hebben zelfs het voorstel gedaan om een touwtje aan haar tand vast te maken en de andere kant aan de deur. Hetgeen waar we vroeger zelf ook het bangst voor waren, zeiden we nu tegen ons eigen kind.

Gelukkig kwam ze vandaag dan eindelijk met het goede nieuws. Vol trots opende ze haar hand, waarin een piepklein melktandje lag. Voor ze weg kon rennen, met dat ieniemienie tandje, besloot ik het vast te plakken op een papiertje. Tandje nummer 1 zijn we namelijk op deze manier kwijt geraakt. 'Hij viel zomaar uit mijn hand' was toen het snotterende commentaar. Ik ben de hele woonkamer op mijn knieën doorgekropen. Ieder kruimeltje plat duwend. Daan had namelijk net een rijstwafel al lopend door het huis op gegeten. En Juul wist zeker dat ze hem bij de bank had laten vallen. Oh nee, het was toch bij de tafel. Of was het in de keuken? Dus tandje 3 werd stevig vastgeplakt op een briefje. Dan kon het vanavond onder het kussen voor de tandenfee. 

Ook alweer zoiets. De tandenfee. Tandje 2 lag ook keurig onder het kussen. Eurootje er voor terug gelegd. Tandje vergeten op te ruimen. Dus de volgende morgen in de badkamer zag dochterlief tandje 2 liggen. Verdriet, want de tandenfee had hem niet meegenomen. Sjips!! Stom!! Dochterlief uitgelegd dat de tandenfee een verzinsel is. Dat papa en mama dat doen. Hoe moet ik anders dat potje met tandjes uit hun herinneringen-bewaardoos verklaren. Dochterlief leek het verhaal te snappen. Tot Peppa Pig ineens bezoek kreeg van de tandenfee. Zie je wel, ze bestond wel!! Ze had de tandenfee tenslotte zelf gezien bij Peppa Pig (een tekenfilm, voor degene onder ons, zonder kleine kinderen). Dus nu ligt tandje nummer 3 onder het kussen. En ik moet niet vergeten dat ding eronder uit te halen en belangrijker nog, op te ruimen!

Ook Daan wisselt zijn tanden. Ondanks dat hij niet wiebelt en friemelt, wisselt hij keurig zijn melktanden voor grote mensentanden. Als een tand hem irriteert, dan draait hij hem er zo uit. Dat hebben we al eens met hem meegemaakt. Tijdens het avondeten notabene. Ik kan je vertellen dat het toen ineens stil was aan tafel. Iedereen keek ademloos naar het straaltje bloed dat uit Daan zijn mond sijpelde. Daan was zich van geen kwaad bewust en gaf de tand aan papa. 'Hier mij tand' zei hij en at vervolgens zijn toetje verder op. Verbaasd keken we elkaar aan. Maar nu hadden we tenminste een tand van hem. De andere die hij gewisseld heeft, heeft hij gewoon mee door geslikt. Zo zie je de tand bijna los in zijn mond bungelen, zo knipper je met je ogen en weg is de tand.

Een tijdje terug, de tand van Juul zat al erg los, zaten al onze kinderen voor de televisie. Ze aten een boterham uit het vuistje. De kinderen hadden hun bordjes naar de keuken gebracht en Bart ruimde de vaatwasser in. Plotseling riep hij verbaasd naar Juul. Juul, kom eens. Kijk eens wat ik hier vind. Juul kwam naar de keuken. Op het ontbijtbordje lag een tand. Die is niet van mij, riep ze enigszins gepikeerd, kijk maar en ze deed haar mond ver open. Inderdaad de wiebeltand zat er nog steeds. Van wie is die tand dan, vroeg Bart nog steeds verbaasd. Je vind tenslotte niet enkele dag een tand op een ontbijtbordje. Niemand antwoordde. Ik denk dat hij van Daan is, zei ik uiteindelijk. Die andere drie hadden al lang en breed geroepen dat hun tand eruit was. En mochten ze dat niet gemerkt hebben, dan hadden ze wel geschreeuwd dat ze bloed hadden. De enige die niks daarover zegt, is Daan. Dus we inspecteerden Daan zijn mond. En jawel hoor, er zat een bloedend gat. Het mysterie van de tand was opgelost. 

Daan had waarschijnlijk zijn broodje gegeten, een hard stukje in dat broodje gevoeld. Harde stukje uit zijn mond gehaald en daarna gewoon zijn broodje verder opgegeten. En waar laat je iets wat je niet lekker vind? Juist. Dat spuug je uit en leg je op je bord. Tweede tand van Daan kan in zijn tandendoosje. Oh nee, de tandenfee is degene die die dingen opruimt. Ik zal zo mijn vleugeltjes maar eens aan gaan doen.

dinsdag 3 juni 2014

Bekeuring

We moesten nog even broodjes voor vanmiddag halen, dus loop ik met de kinderen op het winkelcentrum. Als we bij de kassa zijn, zien de kinderen ze ineens.Twee politieagenten. De kinderen schieten meteen in hun spanning-en sensatiestress. Oooh, fluistert Gijs, kijk politie. Het handje van Pleun kruipt in mijn hand en Juul botst bijna tegen een winkelende mevrouw aan, omdat ze de agenten nauwlettend in de gaten houdt. Daan was er deze keer niet bij, maar hij had ongetwijfeld loeihard geroepen 'poo-iiee-siee'. Al onze kinderen zijn altijd erg onder de indruk van de politie. En van de brandweer en ambulances. 

De agenten spraken de man aan die er altijd staat met zijn tijdschriften. Volgens mij een daklozenkrant, maar zeker weten doe ik dat niet. Ik groet hem wel altijd, maar koop nooit een tijdschrift bij hem. Gewoon omdat ik vind dat hij er niet erg dakloos uitziet met zijn nieuwste sneakers en sportieve jack. De agenten wilden weten of hij wel een vergunning had en de kinderen stonden gespannen te kijken. Mam, zei Gijs, 'ze' praten tegen die meneer. Is dat een boef, vroeg Juul. Nee jongens, die meneer mag niet zomaar boekjes verkopen. Daar moet hij een vergunning voor hebben. 'Oooh' en het was stil. 

De man werd nagetrokken, want een agent hield hem nauwlettend in de gaten. Terwijl de andere agent wat gaat rondkijken bij de fietsen die her en der (verkeerd) gestald zijn. Onze kinderen zijn nog steeds in de ban van het werk van deze twee mannen. Mam, wat doen ze nu? Tijdens een helder moment, die kun je weleens hebben zo nu en dan, schiet me het juiste antwoord te binnen. Die agenten zijn aan het kijken van wie die fietsen zijn. Die fietsen zijn namelijk niet netjes opgeruimd. En als je je spullen niet opruimt, krijg je een bekeuring. 

Weer is het stil. Ik besluit nog even door te gaan. Dat kan ik eigenlijk ook wel bij jullie doen. Wat, vragen drie kinderen. Nou, bekeuringen uitdelen voor het niet opruimen van jullie spullen of speelgoed. Gijs kijkt me aan alsof ik net een briljant idee heb geopperd om op een snelle manier veel geld te verdienen. Gijs zit momenteel in de fase waar hij veel geld mee kan verdienen, zodat hij later een boerderij kan kopen en een quad en een crossmotor en ook nog een paar diertjes kan houden. Dus dit was natuurlijk wel een heel strak plan van mij. Oh werkt dat zo, zie ik hem denken.

Juul was de agenten al lang en breed vergeten, die zeurde alweer om een ijsje. Maar Pleun zou Pleun niet zijn, als ze niet doordacht over dit alles. Hoe duur zijn die bekeuringen dan? Nou, heel duur natuurlijk. Dan wordt ik heel snel rijk. Stilte. Maar zegt ze dan, ons jongste bijdehandje, ik kan jou natuurlijk ook bekeuringen geven. Waarvoor dan? Voor als jij jouw spullen niet opruimt. Maar dat doe ik toch altijd wel, vraag ik. Nee hoor, soms laat je ons speelgoed gewoon op de grond liggen.

Praatjes

Daan zijn taalkennis en spraak gaan met sprongen vooruit. Hij kan zich steeds beter uiten, hij kan vragen om hulp of uitleg. Hij kan vertellen wat hij op school heeft gedaan. Ook al is het verhaal iedere dag hetzelfde of zijn er dingen compleet bij verzonnen, hij heeft ook iets te vertellen tijdens het avondeten. Aangezien het iedere avond hetzelfde riedeltje is, ik heb geswomd, meneer Jan natgespettert, gegym, buitenspeelt, rekenuh,koek ge eet, gedronken en buitenspeelt, kunnen we er ook handig op in springen. We krijgen iedere dag een keurig dagverslag van de leerkracht, dus zo weten we wat hij allemaal echt heeft gedaan. 

Als je namelijk een kind hebt wat zo'n beetje iedere dag tegen zijn leerkracht verteld dat de poes hem heeft gekrabd, dat Peumpje (zijn zusje) hem iedere dag heel hard slaat, dat papa niet luistert en mama ook niet, dan is het toch handig dat deze mensen weten dat Daan een hele goede duim heeft om verhalen uit te zuigen. Zo heeft hij jaren geleden eens, vol overtuiging, verteld tegen de taxichauffeur dat hij met de hijskraan op vakantie ging. Of dat zijn tand zo'n pijn doet, maar vraag je waar het dan zo'n pijn doet, dan wijst hij zijn neus aan.

Ook zijn woordenschat gaat enorm vooruit. Heerlijk is het om hem zo te horen praten. Dat hij het soms nog wat lastig vindt om de juiste woorden bij de juiste handelingen te gebruiken merken we ook. Zo ben ik een keer mijn haar aan het föhnen. Daan komt de badkamer in. Voorheen was hij bang voor de föhn, maar nu vindt hij het erg interessant. Hij kijkt me aandachtig aan en vraagt dan 'mag ik ook stofzuigen?' Hilarisch, want nu stofzuig ik voortaan mijn haar en föhn ik de woonkamer.

Aangezien Daan ook graag hetzelfde wil als papa, is hij er dan ook als de kippen bij, als er met aftershave gespoten wordt. Hij wil ook een 'ruukje'. Grinnikend en giechelend komt hij dan naar mij. Ondertussen vraagt hij aan papa even toestemming om aan mama te ruiken. Als hij dan voor mij staat, doet hij zijn hoofd naar achteren en vraagt hij 'mag ik even ruiken?' Dus ik snuffel in zijn nek en complimenteer hem met zijn lekkere 'ruukje'. Trots loopt hij weg. 

Het is een lekkere kletskous, dat manneke van ons. We lachen om zijn uitspraken. We leren en creëren nieuwe woorden, want ons hele gezin weet inmiddels dat Daan een frikandel bedoeld als hij kroket zegt. Dat samen ruziën een potje stoeien is. Zijn sandalen noemt hij slofjes en zijn sloffen zijn pantcrockkels. Alle poezen noemt hij steevast Doerak, naar onze kat die zo'n twee jaar geleden is overleden. Hi heeftj maar een 'klein seetje' gelaten als hij enorm in zijn inco heeft gepoept en papa's scheten, noemt hij boertjes.

En wat waren we trots toen hij uit zichzelf vertelde dat hij 'Taan Jansuh' heette. Hij wist zelfs met een beetje hulp de straatnaam, ons huisnummer en de woonplaats te vertellen. Zo ontzettend knap, van die Daan van ons. Dat hij wel zin moet hebben om mee te werken, blijkt maar weer als je hem nogmaals vraagt naar het adres. Dan kijkt hij je lachend aan en noemt maar gewoon een nummer wat in hem opkomt. En je moet natuurlijk een beetje helpen met de beginklank van de straat, maar een kniesoor die daar oplet, toch? 

Dat het soms ook lastig kan zijn, daar kwam ik vanochtend achter. Ik bracht hem zelf naar school en in de gang sjeesde een kind in zijn elektrische rolstoel voorbij. Haast, zei Daan en dat was ook het enige wat hij zei, maar hij wees daarbij wel een beetje voor zich uit. In de richting van de jongen in de rolstoel, dacht ik. Ja, zei ik, die had een beetje haast. Nee, zei Daan, haast en eieren en hij wees opnieuw. Nu zag ik de prent van de paashaas die hij bedoelde. Ja, dat was inderdaad een haas(t). 

Zolang je Daan maar een beetje kent, dan kun je hem best aardig volgen in zijn verhaal. En snap je hem niet, dan zal hij het net zolang blijven herhalen tot het duidelijk is wat je bedoeld. Het is dan aan jou, om door te vragen en op een andere manier te denken of te kijken naar bepaalde dingen. Uiteindelijk kom je er dan samen met Daan wel uit. Aan Daan zal het niet liggen.














Bootcamp

Alweer een tijd geleden, we zaten nog in de wintertijd, liep ik met onze hond door het park. Het was al wat aan het schemeren en ik liep eigenlijk gedachteloos door het park. Thelma liep rondom me heen en besnuffelde ieder grassprietje nauwkeurig. Ineens zag ik een groepje mensen staan. Ik was eigenlijk meteen alert. Hangjongeren? Wat doen die nu toch midden in een park? Verderop was een bankje waarop ze konden hangen, dus waarom hingen ze dan op het het grasveld rond? Ik besloot er met een grote boog omheen te lopen. Vooral ook omdat Thelma iedereen die op twee benen loopt enthousiast gaat begroeten. 

Ineens ging de hele groep plat op het gras liggen. Nu was mijn aandacht weer gewekt. Wat deden ze nou weer? Doordat het schemerig was, kon ik het niet zo goed zien. En ik vertikte het om dichterbij te komen. Uiteindelijk besloot ik maar om de groep te laten voor wat het was en wandelde stevig door met Thelma achter me aan. 

Ik had de grote ronde gelopen en besloot langs de speeltuin terug te lopen. Tot mijn verbazing stond diezelfde groep hangjongeren ineens bij de speeltuin. Gelukkig waren hier lantaarnpalen en ik zag ineens de overeenkomst tussen de verschillende personen. Ze hadden allemaal sportkleren aan. En ze zullen ongetwijfeld ook enorme rode hoofden hebben gehad, maar door de donkerte werd dat gecamoufleerd. Een persoon bleef staan toen de groep zich voorover boog en een of andere rek en strekoefening te doen. Dat was vast de drill instructor. Jawel hoor, ik had het goed geraden. De persoon begon te tellen en ter aanmoediging ook te roepen. En ondertussen werd er flink gepuft en gekreund. 

Eigenlijk moest ik wel heel erg lachen. Maar dat kwam meer omdat ik mezelf bij de bootcamp visualiseerde. Want zo heet dat wat die mensen daar buiten in het donker aan het doen waren.
Maar ik en een bootcamp? Zouden die mensen zo'n zweetband met ingebouwde zaklamp hebben? Daar heb ik eigenlijk niet opgelet. Dan kun je in ieder geval wel zien waar je gaat liggen. Al die muggen die op je zweetlucht afkomen of houden muggen daar niet van? En dan de andere kriebelige insectenbeestjes nog, die per ongeluk (of expres?) in je sporttop zijn gekropen. Brrr..Of je verstapt jezelf in een of ander konijnhol of molshoop. Om maar niet te spreken van al het bekijks wat je trekt van mensen die hun hond uitlaten. Of van de hangjongeren die een bankje verderop zijn neergestreken. Nu was het nog donker, maar in de zomer val je toch wel heel erg op.

Ik vind het al heel knap dat ik, ogenschijnlijk kalm, in mijn sportkleding de kinderen naar school breng. Tenslotte is sporten heel gezond, houd ik mezelf dan maar voor. Maar om mezelf dan in een park uit te gaan sloven voor een publiek dat zich ook, weliswaar onder andere omstandigheden, in het park bevindt. Dat gaat me net iets te ver. Als ik lekker in de buitenlucht sportief bezig wil zijn, dan wandel ik wel op een hoger tempo met onze hond. Of ga ik met al onze kinderen tegelijkertijd fietsen. Dat is pas een lichamelijke (en geestelijke) inspanning. In ieder geval hoef ik dan geen hondenpoep uit mijn haar te wassen, omdat ik mijn zweetband met ingebouwde zaklamp was vergeten en dus op de verkeerde plek in het gras ben gaan liggen.

donderdag 24 april 2014

What's in a name?

Vanwege haar ongelukkige val van de glijbaan, met als resultaat een gebroken sleutelbeen, moest Pleun vandaag op controle komen. Bij een dokter met een wel heel erg opmerkelijke naam. Toen ik de afspraak met de secretaresse maakte, benadrukte de mevrouw nog even duidelijk de klemtoon, alsof er niks geks aan de naam was. Waarschijnlijk omdat ze erg duidelijke instructies van haar baas had gehad. Ze maakte een 'korte o' en een 'korte a' en de 'u' werd uitgesproken als 'e'. Schot-tan-nes. Niks aan de hand zou je zeggen, maar ondanks haar vergeefse moeite om het zo normaal mogelijk te laten klinken, kon ik een brede grijns op mijn gezicht niet onderdrukken. Schooootaaaanus. Ik voelde een blog naar boven 'ploppen'.

's Avonds vertelde ik het tegen manlief. Vol ongeloof keek hij me aan. Huh? Echt? Serieus? Meen je dat nou? Het leek wel alsof  we onze eigen 'overstapweken' commercial aan het opnemen waren. Samen moesten we er enorm om lachen. Zelfs Gijs snapte het lolletje van de achternaam. Tegelijkertijd vond ik het ook wel een beetje zielig voor de dokter in kwestie. Hij had er toch ook niet voor gekozen. Maar als je dan gaat bedenken hoe achternamen zijn ontstaan. Dan zou ik toch liever Hendriks hebben geheten, omdat mijn voorvader toevallig Hendrik heette. Of van Rijn, omdat we dichtbij de rivier de Rijn woonden. Maar misschien had de voorvader van deze dokter wel een duidelijk kenmerk of eigenschap of een speciaal beroep en kreeg hij zodoende een eigenschaps-of beroepsnaam toebedeeld. Dat je daarmee mooi klaar kunt zijn, en al je nakomelingen ook, was wel duidelijk door deze achternaam.

Persoonlijk zou ik er dan voor hebben gekozen om mijn achternaam te veranderen. Of een beroep te kiezen waarbij je achternaam wat minder op zou vallen of wat minder te sprake zou komen. Ik zou niet voor dokter zijn gegaan. Of advocaat of telefoniste of zo. Maar goed, misschien had de dokter er wel niet zo'n last van en was hij er inmiddels aan gewend. Als kind zijnde vond ik mijn achternaam ook altijd vreselijk raar klinken. Waarom weet ik niet, want het was toch duidelijk dat mijn voorvaders in de buurt van Heesch hebben gewoond. Maar het klonk altijd zo stom en dan vond ik ook nog eens dat ik een stomme stem had. Stom en stom bij elkaar, is reuze stom. Ik was dan ook altijd heel blij als alleen mijn voornaam werd opgenoemd en niet ook nog eens mijn achternaam erbij. Maar goed, toen kende ik deze achternaam nog niet, want dan had ik van Heesch vast minder stom gevonden.

We hebben veel gelachen en gepraat over de achternaam en uiteindelijk was de dag aangebroken waarop ik een beeld kon vormen bij de betreffende achternaam. Bij de poli hing een naamplaatje en de naam stond er echt bij. Dokter Schotanus. De naam werd zelfs op een televisiescherm getoond met daarbij de wachttijd voor deze dokter. Iedere minuut kwam de naam weer voorbij. Ik moest iedere keer lachen, want mijn fantasie nam een loopje met me. Het zou vast een arrogante dokter zijn, die autoritair aan zijn bureau zou gaan zitten typen. Vragend naar het herstel, maar eigenlijk niet luisterend, want zijn conclusie had hij al klaar, nog voor ik met Pleun in de spreekkamer plaats mocht nemen. Misschien liep hij wel een beetje moeilijk. Je kunt je billen namelijk beter bij elkaar knijpen dan je schoot. Toch?  En als hij een wind zou laten, zou zijn witte doktersjas dan bruin kleuren? Het ene binnenpretje na het andere kwam naar boven en ik grinnikte in mezelf. 

Pleun werd geroepen en we mochten alvast in het spreekkamertje gaan zitten. De dokter kwam er zo aan. Ik sprak mezelf streng toe. Ik zou er niet meer aan denken. Ik zou niet gaan lachen, dit was een serieuze zaak. Terwijl Pleun bezig was haar shirt uit te trekken, kwam de dokter binnen. Hopelijk keek ik niet al te verbaasd. Het was namelijk een vrouwelijke dokter en als ik haar leeftijd een beetje kon schatten ook nog eentje in opleiding. Enigszins opgelucht gaf ik haar een hand. Het zou vast allemaal nog goed kunnen komen met die achternaam. Als ze zou trouwen, zou ze altijd nog de naam van haar partner aan kunnen nemen. Dan moest dat natuurlijk wel een beetje een schappelijke naam zijn, want De Bruine-Schotanus roept natuurlijk ook weer de nodige gedachtes op.

dinsdag 22 april 2014

Vriendschap

Jaren geleden, toen Gijs nog in de kleuterklas zat, ging een van zijn beste vriendjes verhuizen naar het buitenland. Gijs was intens verdrietig, want hij zou hem nooit meer zien. We probeerden hem uit te leggen dat hij nog kon bellen of kon schrijven en heel misschien zat er ook nog wel een bezoekje in. Toch bleef Gijs verdrietig, want dat was toch anders. We zijn inderdaad nog een keer op bezoek geweest en het betreffende vriendje is ook nog bij ons op visite geweest. Uiteindelijk verwaterde het contact en het leven ging verder. Gijs maakte nieuwe vriendjes, maar heeft nog steeds een klein, hecht vriendengroepje. Hij is enorm trouw aan deze vriendschappen, wat een hele mooie eigenschap is natuurlijk, maar waarvan wij door onze ervaringen inmiddels wel weten dat het niet altijd zo blijft gaan in het leven.

Regelmatig proberen we dit dan ook tot een gesprek te brengen. Vrienden komen en vrienden gaan gedurende je leven. Dat er maar een enkele vriend of vriendin de rest van je leven bij je blijft. Dat het heel bijzonder is om een vriend of vriendin te hebben die je al vanaf je kleutertijd kent of misschien zelfs wel vanaf de tijd dat je samen in de box lag. Zoiets komt niet vaak voor Op vriendschappen moet je zuinig zijn, maar op dit soort vriendschappen moet je extra zuinig zijn. 

Dat vrienden komen en ook weer gaan gedurende bepaalde periodes in je leven, vindt Gijs erg moeilijk te begrijpen. In zijn ogen blijf je altijd vrienden, maar hij vergeet voor het gemak dat je later misschien wel naar een andere school gaat. Of ander werk gaat doen. Dat je kunt gaan verhuizen naar een andere plaats of naar een ander land. Het verschil begint nu al een beetje te komen, doordat er verschillende sporten worden beoefend en daar dus ook weer de nodige vriendschappen uit voortkomen. Voorlopig is hij in ieder geval nog erg trouw aan zijn vaste vriendenclubje, maar ze zien elkaar dan ook dagelijks op school.

Hoe komt het dan, vraagt Gijs, waarom we sommige mensen niet meer zo vaak zien? Vinden ze ons dan niet meer aardig? Kunnen we nog een keer iets leuks gaan doen met ze? Of wanneer komen hun kinderen weer een keer logeren? Waarom spreken ze dan wel af met anderen en niet met ons? Vinden ze dat dan niet meer leuk? Lastige vragen waarop we proberen om zo goed mogelijk antwoord te geven. Maar soms weet je gewoonweg niet waarom een vriendschap op een lager pitje is komen te staan. Of waarom je iemand tijdelijk of helemaal niet meer ziet of spreekt. Soms ligt de oorzaak bij de ander of misschien vindt de ander dat ook wel.

Een duidelijk antwoord kan ik Gijs hierop dan ook niet echt geven. Vooral ook omdat ik het antwoord zelf vaak niet eens weet. Wel weet ik dat mijn beeld van vriendschap vaak een ander beeld is dan dat de vriend of vriendin in kwestie ervan heeft. Vaak genoeg hebben we initiatief genomen om een afspraak te maken, maar even vaak hebben we ook al gemerkt dat er aan ons niet wordt gedacht als er een gezellige afspraak wordt gemaakt. Ook belangstelling hebben we getoond, medeleven en interesse. Maar inmiddels weten we dat ons leven verre van interessant is, vaak wordt er al gezucht of er worden grapjes over gemaakt, er is toch ook altijd iets bij ons. Om maar niet te spreken van de momenten waarvan we dachten dat het om vriendschap ging, maar het uiteindelijk alleen maar vanuit het gemak was. Hoe gebruikt kun je je dan soms voelen...

Helaas leer je dit alleen door eigen ervaringen. Ook al verteld iemand dit tegen je. Pas als je het zelf ervaart, weet je wat ze bedoelden toen ze je dit vertelden. Lastig en moeilijk blijft het wel om dit aan je kind uit te moeten leggen. Het leven kan hard zijn. Mensen kunnen je kwetsen en teleurstellen. Het liefste zou ik hem dit verdriet en deze ervaringen willen besparen, maar uiteindelijk weet ik ook dat deze ervaringen me hebben gemaakt tot wie ik ben. Dat het ons gezin alleen maar gesterkt heeft. En dat ook hij deze levenservaring nodig heeft om te komen tot wie hij zal zijn. Gelukkig kan ik hem ook vertellen over alle mooie mensen die in ons leven zijn gekomen en ook zijn gebleven. Zijn dat dan voor altijd vrienden, vraagt hij. Jammer genoeg moet ik ook dit antwoord aan hem verschuldigd blijven. Dat weet ik niet, dat zal de toekomst ons leren, maar voor nu zijn we vrienden en zijn we zuinig op ze.

woensdag 16 april 2014

Kwijt

Mam, waar is mijn pen? Weetje wel, die ene met dat lichtje. Die ik mocht lenen van de ergotherapeute. Geen idee waar dat ding is gebleven. Kind1 druipt af. Maar er zit toch een lichtje op, misschien is dat nog aan en vind je hem dan makkelijker terug. Nee, je snapt het niet moppert hij nog terwijl hij naar zijn kamer loopt. Ik zucht, tel tot tien en mopper dan terug dat hij zijn kamer dan maar op had moet ruimen, dan raakt hij zijn spullen niet zo snel kwijt. En dat hij ze gewoon op een vaste plek neer moet leggen, zodat je dan ook weet waar je ze weer kunt vinden, roep ik nog tegen een, inmiddels, dichte deur.

Mama. Mamááááá.  Ik hoor aan de manier waarop ik wordt geroepen dat een volgend kind iets kwijt is. Ja hoor, kind3 deze keer. Waar ligt mijn popje? Dat ene waar ik altijd 'elfje' mee speel. Geen idee welk popje van de vele ze nu bedoeld. Waar had je het dan neergelegd probeer ik nog, maar dat is juist het probleem. Daar waar ze het had neergelegd, ligt het niet meer. En ze weet zeker dat ze het daar neer had gelegd. Ik hoor nu duidelijk een bekend portemonnee verhaal van manlief, maar ja, daarmee vinden we het popje niet terug. Ga nog maar eens goed zoeken op je kamer. Misschien onder je bed ofzo. Daar had ik al gekeken, sputtert kind3 nog tegen, maar besluit uiteindelijk met een ander popje te gaan spelen. Dan maar een b-keus elfje.

Mama, ik kan mijn lapje niet vinden. Kind4 staat met een duim in haar mond. Ze mist haar lapje om te tutten. Jouw lapje? Dat weet ik niet waar je dat hebt gelaten. Dat hoort eigenlijk in je bed te liggen, zodat je vanavond niet hoeft te zoeken, als je gaat slapen. Maar ik wilde even op de bank rusten. Dan moet het op de bank liggen, zeg ik. Maar daar ligt het niet meer. Ja Pleun, dan kan ik er ook niks meer aan doen hoor. Dan weet ik niet waar jouw lapje is gebleven. Oké, dan slaap ik wel met mijn reserve, zegt madam en ze gaat verder met zichzelf te verkleden als een prinses.  

Ik ben inmiddels een ster geworden in het vinden van verloren voorwerpen. Ergens in huis ligt vast die pen, dat popje of een knuffellapje te wachten op zijn rechtmatige eigenaar. Die aan een hopeloze zoektocht is begonnen. Nergens zijn hun verloren spullen te vinden. Ze zijn echt kwijt, want ze hebben oooooveral gekeken. En ze hebben echt heeeel goed gezocht. Als ik tijd heb, zoek ik even met ze mee. Meestal is het al genoeg om na te gaan waarmee ze gespeeld hebben of waar ze zijn geweest. Dus zo vinden we de pen terug onder het vele knutsel-en tekenwerk op het bureau van zoonlief. Het popje wordt terug gevonden naast de wc, want dochterlief moest ineens zo nodig plassen en het knuffellapje zit in de mand tussen de verkleedkleren. Kinderen weer blij en mama kan weer verder waar ze mee bezig was.

Zelfs Daan kan er wat van. Het zou fijn zijn geweest als er tenminste één kind, van de vier, de genen van zijn opruimerige moeder toebedeeld had gekregen, maar helaas heeft moeder natuur besloten om ze alle vier de genen van hun vader te geven. Wat betreft het opruimen dan. Daan is zelfs nog een tikkeltje erger. Die zoekt namelijk helemaal niet. Zo gauw iets niet in het zicht ligt, is hij het kwijt. Zo kan het dus voorkomen dat zijn beertje voor zijn bed ligt en niet op zijn kussen, waar het altijd ligt en dan is er een groot drama. Daan neemt geen genoegen met het  'ga zelf maar even goed zoeken' beleid. Hij blijft gewoon net zolang achter me aan lopen, me aantikkend en steeds weer dezelfde zin herhalend. Mama, kan mij pop nie finduh.Mamááá'. Of ik aan de telefoon ben of op de wc zit, het maakt hem allemaal niks uit. Tot we die pop hebben gevonden, blijft hij herhalen, aantikken en vragen waar toch zijn pop is gebleven. 

Dus als hij mij weer vragend roept, verwacht ik weer op zoek te kunnen gaan. Mamááá, waa is papa? Ik ben verbaasd. Eindelijk een vraag waarop ik het antwoord wel weet. Die is werken Daan, zeg ik en denk dat hij daarmee wel tevreden zal zijn. Jammer genoeg voor mij, zit Daan ook in de peuterfase en zijn volgende vraag is dan ook 'waarom?' Tja, nu kan ik toch nog op zoek naar het juiste antwoord.




 

woensdag 9 april 2014

Twee computers of was het er nou een?

We hebben een nieuwe computer. Of eigenlijk moet ik zeggen, manlief heeft een nieuwe computer. Voor mij was die oude nog goed genoeg, maar ja de meningen waren daarover verdeeld. En toen kwam er ineens, geheel toevallig, een mooie aanbieding voorbij, die we niet konden laten gaan, aldus manlief, dus vandaar dat we nu een nieuwe computer hebben. Geen makkelijke-uit-het-zicht-op-te-ruimen-laptop, nee zo'n kast met een scherm erbij.Die je natuurlijk niet in kunt klappen en die pontificaal in de woonkamer staat te pronken. Gelukkig zit onze 'computerhoek', want die hebben we dus ook, achter een muurtje en springt die nieuwe computer compleet met breedbeeldscherm niet zo in het oog. Ook het tweede breedbeeldscherm valt dan dus minder op, want ook dat scherm is geen makkelijk-uit-het-zicht-op-te-ruimen-scherm.

Manlief kwam beretrots thuis met de nieuwe aanwinst. Waar mannen al niet blij van worden. Maar ja, dat zal hij ook wel denken van mijn zoveelste paar schoenen dat heerlijk loopt of die ene mooie vaas met bijpassende accessoires waarvan ik er al een had, maar die toch net even anders was. Manlief was in ieder geval heppie-de-peppie. Ik wat minder toen ik zag wat voor niet-makkelijk-uit-het-zicht-op-te-ruimen-dingen hij naar binnen sjouwde en wat er nog in de computerhoek stond aan -nog-uit-te-zoeken-en-op-te-schonen-apparten. Ik mopperde al dat als er iets nieuws binnenkwam, er ook iets ouds weg moest. Jaja, dat zou hij ook gaan doen. Toen hij het tweede scherm naar binnen droeg, vroeg ik me verbaasd af of hij twee computers had gekocht. Nee, bij deze computer horen twee schermen.

Oh, dat is mooi, antwoordde ik, dan kan er een computer voor ons dienen en de andere voor de kinderen. Ik werd er zowaar een beetje blij van. Van die nieuwe computer. Manlief ging aan de klus. Oude computers werden losgekoppeld en op de eettafel gezet. Nieuwe computers werden op hun plek gezet en de computerhoek kon worden ingericht. Het was bijna Jan de Bouvrie himself, maar dan gespecialiseerd in computerhoeken. Ik bladerde tevreden mijn boekje verder door. Na een tijdje riep manlief of ik even wilde komen kijken wat ik van de inrichting vond. Natuurlijk vielen die twee breedbeeld televisies het eerste op. Als een blij kind, keek manlief mij aan. Wat vind je er van? Grmpf, het is wel even wennen hoor. Welke is voor de kinderen? knorde ik. Het blijven tenslotte foeilelijke apparaten.

Voor de kinderen? Hoe bedoel je? Manlief was verbaasd. Nou, we zouden er toch een voor de kinderen doen...oh nee, zuchtte ikzelf al. Dan moet je natuurlijk ook twee torens hebben. Tja, blont he? En niet computertechnisch ingesteld, dan krijg je dat. Maar nu was ik verbaasd. Waarom hebben we dan twee schermen? Nou, toen had ik het echt bewezen dat ik a-computicaal ben en blonT. Dat is tegenwoordig zo, aldus manlief. In het bedrijfsleven hebben ze dat allemaal. Maar we hebben hier toch geen bedrijfsleven, maar een privéleven? Manlief zuchtte eens diep. Wist ik dan echt niet dat dat veel prettiger werkte, twee schermen? Nee, ik kon me er echt niks bij voorstellen. Wat doen je dan? Kun je dan sneller of harder werken ofzo? Manlief zuchtte nog eens wat dieper. Nee, dat is veel makkelijker. Hoezo dan? Het kwartje viel nog steeds niet. Ik zag nog steeds alleen die twee mega grote, zwarte schermen staan. Nou, dan kun je een pagina openen op het ene scherm en op het andere scherm zet je dan een programma open. Dat werkt veel effectiever. Huh?? 

Het is dus eigenlijk voor luie mensen, vroeg ik. Vol minachting knorde manlief, jij zou een goede zijn voor het bedrijfsleven. Maar niet heus. Voor luie mensen, hoe haalde ik het in mijn hoofd. Nou, eigenlijk is het toch zo, zei ik. Je kunt toch gewoon makkelijk met je muis, de ene pagina onder de andere pagina vandaag halen. Waarom zou ik daar twee computers voor nodig hebben. Twee beeldschermen, corrigeerde manlief. En dan werk jij toch met een scherm? Maar dat is nu dus net het punt. Ik weet niet welk scherm ik aan moet zetten, dus doe voor de zekerheid maar allebei. Dus nu zie ik vanuit mijn ooghoek continue een blauw scherm. En net was ik zomaar het pijltje van mijn muis kwijt. Ik bewoog hem zoekend over de pagina, maar ik zag het ding nergens bewegen. Tot er in mijn ooghoek ineens iets wits over het blauwe scherm flitste. Zat dat pijltje van mijn muis toch zomaar op het andere beeldscherm. Verbazingwekkend hoe dat ding gewoon overspringt van het ene naar het andere scherm. Dat dat tegenwoordig allemaal kan. Oei, nu klink ik vast alsof ik in 1930 ben geboren. 

Maar goed, eerlijk is eerlijk. Ik type deze blog nu ook op de nieuwe computer. Het is even wennen, maar uiteindelijk went het vanzelf. Een blanco, blauw scherm naast het scherm waarop je werkt.