Daan

zondag 17 augustus 2014

Répáshuta (Hongarije deel 2)

Al eerder schreef ik een blog over onze vakanties in Hongarije. Die allereerste keer dat we naar Hongarije gingen hadden mijn ouders besloten om ook nog naar een dorpje in de bergen van Hongarije te rijden. Het dorpje heette Répáshuta. Van een dorp was niet echt sprake. Het bestond uit een hoofdweg waaraan diverse huizen lagen. Er was een supermarkt, een café annex restaurant, een school en jawel, zo klein als het dorpje was, ze hadden ook een camping. Toen we het dorp inreden, stapvoets, want in de weg zaten de nodige gaten en kuilen, gingen de diverse deuren en ramen open. Mensen keken naar ons alsof we de eerste toeristen in hun dorp waren. Daar zat ik dan, als opgeschoten puber. Ik zakte maar wat verder onderuit in de hoop dat ik niet zo opviel. Ik schaamde me dood. 

Het kon vast niet erger. Maar dat kon het wel. Eenmaal bij de ingang van de camping aangekomen, bleek dat de campingplaatsen bovenop een heuvel lagen. We moesten een erg steil pad op met onze auto en caravan. Het pad lag vol grote kiezelstenen en de auto slipte een eind weg. Prompt werden er diverse mannen opgetrommeld om die Nederlanders even mee naar boven te helpen duwen. Vreselijk genânt en ik heb mijn ouders dan ook flink vervloekt. Hoe ze toch konden bedenken om op deze camping te gaan staan. In zo'n klein gehucht. Het zou er vast vreselijk saai zijn.

En of ze die toiletgebouwen al hadden gezien? Ondanks dat ik me niet in een grote ruimte tussen andere vrouwen uit hoefde te kleden, was dit toch ook niet echt wat ik bij een toiletgebouw in gedachten had. Als je ging douchen, dan hoefde je geen handdoek mee te nemen. De deuren waren boven en beneden zo'n stuk open, dat de wind er vol doorheen kon waaien. En ook al stond je onder het warme water, koud bleef je toch wel. Ondanks dat had je wel een privé hokje waar je kon douchen zonder vervelend plakkend douchegordijn. En aangezien er verder niemand op de camping stond, hoefde ik het alleen met mijn ouders en zusje te delen. Ook die keer dat we uiteten gingen in het restaurant in het dorp, heb ik ze niet meteen in dank afgenomen. Het hele dorp wist dat wij daar zaten. We hadden weer veel bekijks. Het voelde bijna alsof we een of andere attractie waren. Als puber zijnde zit je niet op zoveel aandacht te wachten en wilde ik me het liefste onzichtbaar maken. 

We stonden net goed en wel een paar dagen. Ik zat in de zon met een boekje. Onze zwarte, uit de kluiten gewassen cocker spaniel lag onder de caravan te slapen. Daar was het nog enig sinds koel. Plotseling hoorde ik allemaal gesis. Het bleek 'ge-pssst' geluiden te zijn. Maar waar ze vandaan kwamen, wist ik zo gauw niet. Het ge-pssst ging door. De hond had eerder door dat er iemand achter onze caravan door was gelopen, dan dat ik dat had. Ze sjokte naar de struiken toe en uit een paadje wat me niet eerder was opgevallen, kwamen twee jongens van mijn leeftijd. Een van de jongens sprak een klein beetje Engels en hij vroeg me hoe ik heette. Ik dacht dat hij het nog steeds over onze hond had en antwoordde Bengel. Zo heette ze tenslotte. Hij keek me vreemd aan en herhaalde de naam. Het verbasterde tot een soort van 'Bango'.

Hij stelde zichzelf voor als Erik (en dan natuurlijk wel op zijn Hongaars uitgesproken) en de andere jongen heette Dénes. Ze grinnikte wat en herhaalde Bango nog eens een keer. Pas toen had ik door dat hij helemaal niet vroeg hoe onze hond heette, maar hoe ik heette. Ik kreeg een knalrood hoofd en stotterde, druk gebarend van mezelf naar de hond, dat ik Claudia heette en de hond Bengel. Nu werd er hardop gelachen. Blijkbaar klonk Bengel ook niet heel erg Nederlandstalig. Die middag speelden we een dobbelspelletje, dronken we wat en probeerden we zo goed en zo kwaad als het ging meer over onszelf te vertellen. 

De volgende dag spraken we weer af. Nu kwamen er vier jongens het pad opgelopen. Twee broers waren erbij gekomen. János en Kris. We kregen een rondleiding door het dorp. We trokken de heuvels in die aan de camping lagen. We leerden dat je kon horen of een bol van een uitgebloeide bloem gevuld was of niet. Door hem heen en weer te schudden, hoorde je een gerammel. Er blekken dan nog een soort van maanzaadjes in te zitten. Later begreep ik dat het papaverbollen waren of misschien waren het toch de bollen van een klaproos. Ik weet het niet. Mijn Engels en Hongaars waren niet goed genoeg om te begrijpen welke bloemen het waren geweest, maar dat vond ik ook helemaal niet belangrijk. We lagen in het gras en keken naar de wolken in de lucht. We rolden van de heuvels af. We lachten en maakten lol. Het was een heerlijke sfeer van vrijheid. 

Als het eens een dag wat slechter weer was, luisterden we naar muziek in het kantoortje van de campingbeheerder, dat van de vader van een van de jongens was. We hebben gelachen om hun muziekkeuze. Zij hebben gelachen om die van ons. Het nummer dat op dat moment bij ons een grote nummer 1 hit was, was Crystal Waters met La Da Dee. De jongens kwamen niet meer bij van het lachen. Nee hoor, dat zou in Hongarije nooit een hit worden. Het was zo'n raar liedje. Het liedje wat bij hun op dat moment op nummer 1 stond was bij ons al zo'n beetje de top 40 uit. We hingen eigenlijk alleen maar een beetje rond. Spraken met gebaren, een beetje Engels en een beetje Hongaars. Liepen door het dorp of lagen in het gras te kauwen op een grassprietje. 

Uiteindelijk heb ik ook aan deze plek mooie herinneringen overgehouden. Wat eerst vooral saai leek, bleek uiteindelijk toch reuze mee te vallen en nu denk ik er met een glimlach op mijn gezicht aan terug. Ondanks dat ik het nooit heb durven vertellen, vond ik Erik toch wel het leukste. Of hij dat ook van mij vond, weet ik niet. Dat hebben we toen nooit naar elkaar uit durven spreken. We hebben naderhand nog een tijdje brieven over en weer naar elkaar gestuurd, maar uiteindelijk verwaterde ons contact. Toen ik,na een vakantie bij mijn ouders in hun Hongaarse huis, de andere Hongaarse vrienden toevoegde op facebook, moest ik plotseling weer aan Répáshuta en Erik denken. Ik heb zijn naam gezocht en hij had ook een account. We hebben over een weer een paar mailtjes gestuurd. Hoe het ons was vergaan na onze puberteit. We hebben afgesproken dat als we ooit weer naar elkaars land afreizen, we welkom zijn bij elkaar om eens bij te praten als volwassenen zijnde. Hoe het met de andere jongens is gegaan, weet ik niet. Of de camping in Répáshuta nog bestaat weet ik ook niet. Maar aangezien het tegenwoordig helemaal hip is om naar dit soort landen te gaan, vrees ik dat je nu wel moet wachten voor de douche.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten